ECLI:NL:CRVB:2014:1059
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling aanvraag bijstand en buiten behandelingstelling door college
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. De appellant had op 20 januari 2012 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Groningen heeft de aanvraag op 10 februari 2012 buiten behandeling gesteld, omdat de appellant niet de gevraagde gegevens had overgelegd. De appellant had tot 7 februari 2012 de tijd om het betaalbewijs van zijn huur in te leveren, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet tijdig het gevraagde betaalbewijs heeft overgelegd en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat was om dit bewijs te verkrijgen. De Raad oordeelt dat het college op goede gronden om het betaalbewijs heeft verzocht, aangezien dit noodzakelijk was voor de beoordeling van de aanvraag om bijstand. De appellant had binnen de hersteltermijn melding moeten maken van zijn situatie en om een verlenging moeten vragen, wat hij niet heeft gedaan. Hierdoor kan het hem worden aangerekend dat hij de gevraagde gegevens niet heeft overgelegd.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van de appellant ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier.