ECLI:NL:CRVB:2014:1047

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
28 maart 2014
Zaaknummer
13-2375 ZW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding

Op 28 maart 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 13/2375 ZW-V. Het betreft een verzet tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 4 september 2013, waarin het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was dat de gronden van het hoger beroep niet tijdig waren ingediend, binnen de gestelde termijn van vier weken na de aangetekende brief van 18 juli 2013. De laatste dag waarop de gronden tijdig ingediend konden worden was 15 augustus 2013, maar de indiening vond pas plaats op 19 augustus 2013, wat buiten de termijn viel.

De huidige gemachtigde van appellant heeft in het verzetschrift aangevoerd dat appellant niets te verwijten valt en dat hij regelmatig bij zijn toenmalige gemachtigde heeft aangedrongen op tijdige indiening van de gronden. De Raad heeft echter geoordeeld dat deze argumenten geen grond bieden voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Volgens de vaste rechtspraak is het handelen of nalaten van een gemachtigde in beginsel voor rekening van degene die zijn belangen aan die gemachtigde heeft toevertrouwd.

De Centrale Raad van Beroep heeft, na behandeling van het verzet op 24 februari 2014, besloten het verzet ongegrond te verklaren. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 maart 2014.

Uitspraak

Datum uitspraak: 28 maart 2014
13/2375 ZW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 augustus 2012, 12/2101 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene
wet bestuursrecht van 4 september 2013 heeft de Raad het namens appellant door
mr. drs. E.C. Spiering ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak
niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 4 september 2013 heeft mr. Arslan namens appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 24 februari 2014, waar partijen - appellant met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 4 september 2013 berust op de overwegingen dat de gronden van het hoger beroep niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 18 juli 2013 gestelde termijn van vier weken zijn ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is.
De laatste dag waarop tijdig de gronden van het hoger beroep konden worden ingediend, is
15 augustus 2013. Bij brief gedateerd 16 augustus 2013, bij de Raad per fax ontvangen op
19 augustus 2013, heeft de toenmalige gemachtigde van appellant de gronden ingediend. Dat is niet binnen de gestelde termijn.
In het verzetschrift heeft de huidige gemachtigde van appellant aangevoerd dat appellant niets te verwijten valt. Appellant heeft regelmatig bij zijn toenmalige gemachtigde aangedrongen op tijdige verzending van de hogerberoepsgronden.
De Raad ziet in hetgeen namens appellant is aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad dienen de gevolgen van het handelen of nalaten van een gemachtigde in beginsel voor rekening te komen van degene die de behartiging van zijn belangen aan die gemachtigde heeft toevertrouwd.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
28 maart 2014.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven

TM