ECLI:NL:CRVB:2013:CA3774

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/472 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en bevestiging van de FML

In deze zaak heeft appellante, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo, die op 7 december 2011 haar beroep tegen de afwijzing van haar WIA-uitkering ongegrond had verklaard. Appellante was werkzaam als machinebediende en is op 12 juni 2007 uitgevallen door rug- en bekkenklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 24 juni 2010 geweigerd om haar een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij op 25 januari 2010 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit werd door het Uwv ongegrond verklaard op 25 oktober 2010.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 19 juni 2013 de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek had uitgevoerd, waarbij zowel lichamelijke als psychische beperkingen in kaart waren gebracht. De bezwaarverzekeringsarts had de medische gegevens van appellante grondig bestudeerd en geen aanleiding gezien om de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) te wijzigen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellante in staat was om de voor haar geduide functies te vervullen.

Appellante had in hoger beroep haar gronden beperkt tot de medische onderbouwing van het bestreden besluit en voerde aan dat haar belastbaarheid was onderschat. De Raad oordeelde echter dat de aangevoerde medische informatie niet voldoende was om te twijfelen aan de juistheid van de FML. De Raad bevestigde dat er geen reden was om de eerdere uitspraak van de rechtbank te herzien en dat appellante geen recht had op een WIA-uitkering.

Uitspraak

12/472 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van
7 december 2011, 10/1268 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 19 juni 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft M. Erçelik hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2013. Appellante en haar gemachtigde zijn niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Ruis.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellante was werkzaam als machinebediende voor 40 uur per week. Zij is op 12 juni 2007 uit deze functie uitgevallen met rug- en bekkenklachten.
1.2. Bij besluit van 24 juni 2010 heeft het Uwv geweigerd aan appellante een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, omdat appellante op 25 januari 2010 minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
1.3. Het door appellante tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft het Uwv bij besluit van 25 oktober 2010 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Voor zover in hoger beroep nog van belang heeft de rechtbank hiertoe als volgt overwogen.
2.1. Aan het bestreden besluit ligt een zorgvuldig medisch onderzoek ten grondslag. De verzekeringsarts heeft dossieronderzoek gedaan en appellante zelf gesproken tijdens een spreekuur. Daarbij is zowel lichamelijk als psychisch onderzoek verricht. Ook heeft hij zijn oordeel gebaseerd op medische gegevens van de behandelaars van appellante, waaronder een brief van de reumatoloog van 14 december 2009. Zijn conclusies heeft de verzekeringsarts voldoende begrijpelijk neergelegd in zijn rapportage van 27 mei 2010. De bezwaarverzekeringsarts heeft eveneens dossieronderzoek verricht en informatie opgevraagd bij de orthopedisch chirurg van appellante. Zijn oordeel heeft hij vervolgens voldoende inzichtelijk gemaakt in zijn rapportage van 11 oktober 2010.
2.2. Uitgaande van dit zorgvuldige onderzoek heeft de rechtbank geen reden gezien om te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De verzekeringsarts heeft zowel lichamelijke beperkingen ten aanzien van zware rug- en kniebelasting aangenomen, als psychische beperkingen ten aanzien van veelvuldige deadlines of productiepieken en hoge werkdruk. De bezwaarverzekeringsarts is, mede in aanmerking nemende de brieven van de orthopedisch chirurg van 22 juli 2010 en 30 september 2010 waarin wordt aangegeven dat sprake is van een lichte heupdysplasie, van oordeel dat de beperkingen die de verzekeringsarts heeft aangenomen passend zijn bij de heupklachten van appellante. Wel heeft de bezwaarverzekeringsarts in verband met de psoriasis van appellante een beperking aangenomen ten aanzien van geknield en/of gehurkt actief zijn.
2.3. In zijn rapportage van 27 mei 2010 heeft de verzekeringsarts aan de hand van de situaties beschreven in de standaard “Verminderde Arbeidsduur” gemotiveerd waarom in het geval van appellante geen aanleiding bestaat om een urenbeperking aan te nemen.
2.4. Uitgaande van de juistheid van de FML heeft de rechtbank ten slotte aannemelijk geacht dat appellante in staat is om de voor haar geduide functies te vervullen en geoordeeld dat het Uwv op goede gronden het standpunt heeft ingenomen dat appellante met ingang van 25 januari 2010 geen recht heeft op een WIA-uitkering.
3. In hoger beroep heeft appellante de aangevallen uitspraak bestreden en daarbij haar gronden beperkt tot de medische grondslag van het bestreden besluit. Zij handhaaft haar stelling dat haar belastbaarheid is onderschat en dat zij daarom de geduide functies niet kan verrichten. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft zij in hoger beroep nadere medische informatie ingebracht, waaronder radiologie uitslagen, gedateerd 31 maart 2011, en een (ongedateerd) rapport van radioloog J.H.W. van den Hout met medische gegevens van 1 juni 2010.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd vormt in essentie een herhaling van gronden die al in beroep zijn aangevoerd. De rechtbank heeft die gronden afdoende besproken en heeft genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig. Hieraan voegt de Raad nog het volgende toe.
4.2. In zijn rapportage van 22 juni 2011 is de bezwaarverzekeringsarts ingegaan op de medische gegevens (waaronder de uitslag van een MRI van 25 maart 2011), zoals weergegeven in de radiologie uitslagen van 31 maart 2011, en hij heeft hierin geen aanleiding gezien om de FML te wijzigen omdat daarin al beperkingen zijn aangenomen die rekening houden met een beperkte rug, heup- en kniebelastbaarheid. Ook in de overige door appellante ingebrachte medische informatie zijn geen aanknopingspunten gelegen voor het oordeel dat de belastbaarheid van appellante op datum in geding is onderschat in de FML. De stelling van appellante dat “een operatie moet worden overwogen” volgt niet uit het rapport van radioloog Van den Hout en wordt bovendien weersproken door de bevindingen van de orthopedisch chirurg in zijn brieven van 22 juli 2010 en 30 september 2010. De enkele verwijzing ten slotte naar een casus uit de standaard “Verminderde arbeidsduur” is, zonder nadere toelichting of onderbouwing, welke ontbreekt, onvoldoende om voor appellante een urenbeperking aangewezen te achten.
4.3. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.C.W. Lange, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2013.
(getekend) C.C.W. Lange
(getekend) Z. Karekezi
GdJ