ECLI:NL:CRVB:2013:CA3200

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/3334 WWB-PV + 12/4221 WWB-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bijzondere bijstand voor huisraad in de vorm van een geldlening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellante, A. te B., had bezwaar gemaakt tegen de toekenning van bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage. Het college had aan appellante bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) toegekend voor de kosten van huisraad, maar in de vorm van een geldlening. De appellante stelde dat zij, ondanks dat zij jonger is dan 65 jaar en niet in de schuldhulpverlening zit, niet in staat was om te sparen voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen door haar financiële situatie, die onder andere werd beïnvloed door een echtscheiding.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de door appellante aangevoerde omstandigheden geen bijzondere omstandigheden vormden die rechtvaardigden dat de bijstand als gift zou moeten worden verleend. De Raad benadrukte dat het college bij de toekenning van bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen het beleid hanteert om deze bijstand in de vorm van een geldlening te verstrekken, tenzij er sprake is van specifieke omstandigheden zoals ouderdom of schuldhulpverlening. Aangezien appellante niet voldeed aan deze criteria, was er geen grond voor afwijking van het beleid.

De uitspraak werd in het openbaar gedaan en de Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken, wat gebruikelijk is in dergelijke zaken. De beslissing is gebaseerd op de relevante wetgeving en het beleid van het college, waarbij de noodzaak van financiële verantwoordelijkheid en de mogelijkheid tot gespreide betaling werd benadrukt.

Uitspraak

12/3334 WWB-PV, 12/4221 WWB-PV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 16 mei 2012, 12/297 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage (college)
Datum uitspraak: 4 juni 2013
Zitting heeft: O.L.H.W.I. Korte als voorzitter van de enkelvoudige kamer Griffier: T.A. Meijering
Ter zitting is A. Vukovic voor het college verschenen. Appellante is niet verschenen.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij besluit van 21 september 2011 heeft het college aan appellante bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) toegekend in de kosten van huisraad tot een bedrag van € 2.322,- in de vorm van een geldlening. Het hiertegen gemaakte bezwaar is bij besluiten van 19 maart 2012 en 2 april 2012 (bestreden besluiten) gedeeltelijk gegrond verklaard. Het toegekende bedrag is verhoogd tot € 2.617,-, waarvan € 1.650,- in de vorm van een geldlening is verleend. De rechtbank heeft het beroep tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. In geschil is of ook het bedrag van € 1.650,- als bijstand om niet moet worden verleend.
Op grond van artikel 51, eerste lid, van de WWB kan bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht, dan wel in de vorm van een bedrag om niet. Bij de toepassing van artikel 51 van de WWB hanteert het college het beleid dat, wanneer bijzondere bijstand wordt verleend voor duurzame gebruiksgoederen zoals hier aan de orde, de bijstand in de vorm van een geldlening wordt verstrekt. Daarop wordt slechts een uitzondering gemaakt ingeval betrokkene 65 jaar of ouder is en/of indien betrokkene in de schuldhulpverlening zit. In die gevallen bestaat er namelijk geen vooruitzicht op inkomensverbetering.
In de bestreden besluiten heeft het college overeenkomstig het hiervoor genoemde beleid aan appellante bijzondere bijstand toegekend in de vorm van een geldlening. Appellante heeft aangevoerd dat de bijzondere bijstand geheel als gift moet worden verleend, omdat zij, ofschoon zij jonger is dan 65 en niet in de schuldhulpverlening zit, wel veel schulden heeft en zij vanwege haar echtscheiding niet heeft kunnen sparen. Dit zijn echter geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan appellante niet vooraf heeft kunnen reserveren voor vervanging van duurzame gebruiksgoederen of op grond waarvan niet van haar gevergd kan worden in deze kosten te voorzien door gespreide betaling achteraf. Daarom bestaat geen grond voor het oordeel dat het college met toepassing van artikel 4:84 (slot) van de Algemene wet bestuursrecht van dit beleid had moeten afwijken. Het hoger beroep slaagt daarom niet.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) T.A. Meijering (getekend) O.L.H.W.I. Korte
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep
RH