ECLI:NL:CRVB:2013:CA3142

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12-2761 BESLU
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na overeenstemming overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juni 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van betrokkene, A. te B., tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de minister van Veiligheid en Justitie. Het beroep was ingesteld tegen een besluit van de voormalige Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, gedateerd 11 december 2009. De Raad had eerder, op 17 mei 2012, het onderzoek heropend om een nadere uitspraak te doen over het verzoek van betrokkene om schadevergoeding wegens mogelijke overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM).

Tijdens de procedure heeft mr. J.C.M. van Berkel, advocaat van betrokkene, aangegeven akkoord te gaan met de aangeboden schadevergoeding, waardoor het verzoek om schadevergoeding is ingetrokken. De partijen hebben overeenstemming bereikt over het bedrag van de schadevergoeding, wat leidde tot het verzoek aan de Raad om de Staat te veroordelen in de proceskosten. De Raad heeft, met toestemming van beide partijen, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 17 van de Beroepswet toegepast. De Raad heeft vastgesteld dat de Staat in de kosten van betrokkene moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 236,--, rekening houdend met de samenhang met een ander geding (12/2762 BESLU). De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechters A. Beuker-Tilstra en P.W.J. Hospel.

Uitspraak

12/2761 BESLU
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet in het geding tussen:
Partijen:
[A. te B.] (betrokkene)
de Staat der Nederlanden (de minister van Veiligheid en Justitie) (Staat)
Datum uitspraak 13 juni 2013.
PROCESVERLOOP
Namens betrokkene heeft mr. J.C.M. van Berkel, advocaat, beroep ingesteld tegen het besluit van 11 december 2009, kenmerk BZ 9232, JZ/K60/2009, van de voormalige Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad.
Bij uitspraak van 17 mei 2012, 10/9 WUBO, heeft de Raad uitspraak gedaan op dit beroep. Daarbij heeft de Raad, voor zover hier van belang, bepaald dat het onderzoek onder het in de aanhef van deze uitspraak genoemde nummer wordt heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak over het verzoek van betrokkene om schadevergoeding met betrekking tot de mogelijke overschrijding van de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), en heeft de Raad de Staat aangemerkt als partij in die procedure.
Namens de Staat heeft drs. B.E.J. Klein Schiphorst, werkzaam bij de Raad voor de rechtspraak, in deze procedure een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Desgevraagd heeft mr. Van Berkel aangegeven akkoord te gaan met de aangeboden vergoeding en heeft hij het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn ingetrokken, onder het gelijktijdige verzoek aan de Raad om de Staat te veroordelen in de proceskosten.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
OVERWEGINGEN
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 17 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het beroep bij de Raad.
Het verzoek tot schadevergoeding is ingetrokken omdat partijen overeenstemming hebben bereikt over het bedrag aan schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM.
De Raad ziet aanleiding om de Staat te veroordelen in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn heeft moeten maken. Deze proceskosten worden, gezien de samenhang met het geding 12/2762 BESLU, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 236,--.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep veroordeelt de Staat in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 236,--.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2013.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) P.W.J. Hospel
ew