ECLI:NL:CRVB:2013:CA2945
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van WUBO-uitkering wegens gebrek aan causaal verband tussen klachten en tilwerkzaamheden
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1934 en van Joodse afkomst, beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad van 24 april 2012, waarin haar aanvraag voor een WUBO-uitkering werd afgewezen. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 13 juni 2013 uitspraak gedaan. De appellante had eerder erkend gekregen dat zij door oorlogsgeweld was getroffen, maar de fysieke klachten, waaronder verzakkingsklachten, werden door de verweerder niet in verband gebracht met het oorlogsgeweld. De Raad oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een causaal verband tussen de zware tilwerkzaamheden die appellante tijdens haar onderduikperiode had verricht en haar gynaecologische klachten. De Raad hechtte meer waarde aan de medische rapporten van de geneeskundig adviseurs dan aan de mening van de huisarts, die wel een causaal verband aannemelijk achtte.
Tijdens de zitting op 2 mei 2013 heeft de Raad de argumenten van appellante gehoord, maar deze konden niet overtuigen. De Raad concludeerde dat de verzakkingsklachten multifactorieel zijn en dat de tilwerkzaamheden op jonge leeftijd niet de oorzaak konden zijn van de klachten die zich pas op latere leeftijd manifesteerden. De Raad heeft ook opgemerkt dat de behandelend gynaecoloog de visie van de geneeskundig adviseurs ondersteunde, wat de conclusie versterkte dat er geen causaal verband was.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door A. Beuker-Tilstra, met T.A. Meijering als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 13 juni 2013.