ECLI:NL:CRVB:2013:CA2121

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12-1168 APPA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van nabetaling vakantieverlof met Appa-uitkering na beëindiging dienstverband

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 mei 2013 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de toepassing van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Appellant, een voormalig lid van het Europees Parlement, ontving sinds 14 juli 2009 een Appa-uitkering. Na beëindiging van zijn dienstverband bij de Europese Commissie op 1 augustus 2011, ontving hij in september 2011 een nabetaling van € 6.982,93 bruto voor niet opgenomen vakantieverlof. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verrekende dit bedrag met de Appa-uitkering over september 2011, waardoor de uitkering op nihil werd gesteld. Appellant ging hiertegen in beroep.

De Raad overwoog dat de Appa-uitkering bedoeld is als financiële overbrugging na het aftreden uit een politieke functie, zolang er nog geen nieuwe inkomsten zijn. Zowel artikel 54 als artikel 134 van de Appa stellen dat belastbaar loon uit arbeid als inkomsten voor verrekening in aanmerking komt. De Raad oordeelde dat de nabetaling van verlofdagen, ook al betreft het een vergoeding voor niet genoten verlof, onder deze definitie valt. De Raad verwierp het argument van appellant dat er geen sprake was van inkomsten wegens het verrichten van activiteiten, aangezien de nabetaling in september plaatsvond en de Appa-uitkering over die maand terecht op nihil was gesteld.

De Centrale Raad van Beroep verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de juiste uitleg van artikel 54 van de Appa. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter, en de leden R. Kooper en G.L.M.J. Stevens, in aanwezigheid van griffier A.C. Oomkens.

Uitspraak

12/1168 APPA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
In het geding tussen:
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (minister)
Datum uitspraak: 30 mei 2013
PROCESVERLOOP
Namens appellant is beroep ingesteld tegen een namens de minister genomen besluit van
1 februari 2012, kenmerk 97147588. Dit besluit betreft de toepassing van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).
Namens de minister is een verweerschrift ingediend, waarop namens appellant nog nader is gereageerd.
Het geding is behandeld ter zitting van 18 april 2013, waar namens appellant is verschenen mr. D.E. de Hoop. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A. van Rooijen.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant ontvangt als voormalig lid van het Europees Parlement vanaf 14 juli 2009 een Appa-uitkering. Vanaf 15 juli 2009 had appellant een dienstverband bij de Europese Commissie, welk dienstverband per 1 augustus 2011 is beëindigd. In september 2011 is aan appellant een bedrag van € 6.982,93 bruto aan niet opgenomen vakantieverlof uitbetaald.
1.2. Bij besluit van 29 september 2011 heeft verweerder een bedrag van € 5.371,48 bruto aan uitbetaalde niet opgenomen vakantiedagen verrekend met de Appa-uitkering over de maand september 2011. De uitkering over die maand is hierdoor - alsnog - op nihil gesteld. Hierbij is meegedeeld dat het teveel uitbetaalde bedrag over september 2011 in de maanden oktober, november en december 2011 op de wachtgelduitkering zal worden ingehouden.
1.3. Bij het in dit geding bestreden besluit van 1 februari 2012 is het bezwaar tegen het besluit van 29 september 2011 ongegrond verklaard.
2. Naar aanleiding van hetgeen partijen in beroep naar voren hebben gebracht overweegt de Raad als volgt.
2.1. In geschil is het verrekenen van de compensatie voor niet genoten verlof na beëindiging van het dienstverband van appellant met de Appa-uitkering over de maand september 2011. Op grond van artikel 54, eerste lid, van de APPA worden de inkomsten die de belanghebbende geniet met de uitkering verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben.
2.2. In dit geval is aan appellant een compensatie nabetaald voor door zijn arbeidsongeschiktheid niet genoten verlofdagen tijdens zijn dienstverband bij de Europese Commissie. Die nabetaling heeft plaatsgevonden in de maand september 2011. Het door verweerder voor verrekening in aanmerking genomen bedrag is op zich niet bestreden door appellant. Aangevoerd is dat ten onrechte tot anti-cumulatie is overgegaan, omdat geen sprake is van inkomsten wegens het verrichten van activiteiten, nu dit een nabetaling van vakantie-uren betreft.
2.3. De Raad kan appellant hierin niet volgen. De Appa-uitkering voorziet blijkens de wetsgeschiedenis in een financiële overbrugging na een aftreden uit een politieke functie, zolang nog geen voldoende (nieuwe) inkomsten zijn gevonden. Zowel in artikel 54 als in artikel 134 van de Appa wordt onder meer belastbaar loon uit of in verband met arbeid als voor verrekening in aanmerking te nemen inkomst aangemerkt. Dat het hier een nabetaling van verlofdagen betreft, neemt niet weg dat aan die omschrijving is voldaan. Gelet op doel en strekking vallen daaronder ook inkomsten uit een betrekking die de belanghebbende niet meer vervult (CRvB 14 april 2005, LJN AT4427). Nu deze nabetaling in september heeft plaatsgevonden, is de Appa-uitkering over die maand terecht op nihil gesteld.
2.4. Gezien hetgeen onder 2.3 is overwogen berust het bestreden besluit op een juiste uitleg van artikel 54 van de Appa en wordt het beroep ongegrond verklaard.
3. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en G.L.M.J. Stevens als leden, in tegenwoordigheid van A.C. Oomkens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2013.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) A.C. Oomkens
HD