ECLI:NL:CRVB:2013:CA1202

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12-5639 WIA-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 mei 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, A. te B., tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht. Het hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat appellant het verschuldigde griffierecht niet tijdig had betaald. Appellant had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 25 januari 2013, waarin werd vastgesteld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was bijgeschreven. Tijdens de zitting op 26 april 2013 verklaarde appellant dat hij een bijstandsuitkering ontvangt en hoge schulden heeft, waardoor hij het griffierecht van € 115,- niet kon voldoen. Hij vond het onredelijk dat het griffierecht bij de Raad hoger was dan dat bij de rechtbank.

De Raad oordeelde dat appellant had moeten reageren op de aanmaning van 28 november 2012, waarin duidelijk werd gemaakt dat het niet tijdig betalen van het griffierecht zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Appellant had niet tijdig gereageerd op de aanmaning en had geen verzoek ingediend om betalingsproblemen te bespreken. De Raad benadrukte dat de gevolgen van het niet correct lezen van de aanmaning voor rekening van appellant komen.

De Centrale Raad van Beroep verklaarde het verzet ongegrond en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven.

Uitspraak

12/5639 WIA-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 4 september 2012, 12/1518 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 24 mei 2013.
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 25 januari 2013 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 25 januari 2013 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 26 april 2013. Appellant is verschenen. Het Uwv is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 25 januari 2013 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 28 november 2012 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het griffierecht niet is betaald.
In het verzetschrift heeft appellant verklaard dat hij een bijstandsuitkering ontvangt en daarnaast hoge schulden heeft. Appellant heeft het griffierecht niet tijdig betaald omdat hij niet de middelen had om het bedrag van € 115,- te voldoen. Appellant acht het niet redelijk dat het bedrag aan griffierecht bij de Raad veel hoger is dan het griffierecht dat hij heeft betaald voor het beroep bij de rechtbank.
Tijdens de behandeling ter zitting heeft appellant nog verklaard dat de eerste nota, van 24 oktober 2012, niet door hem is ontvangen. Na ontvangst van de brief van 28 november 2012 was hij in de veronderstelling dat hij nog een herinnering zou ontvangen. Het is appellant ontgaan dat de brief van 28 november 2012 een aanmaning is.
De Raad is van oordeel dat het op de weg van appellant had gelegen om zich binnen de in de brief van 28 november 2012 gestelde termijn tot de Raad te wenden indien hij betalingsproblemen ondervond. Dat heeft hij echter niet gedaan.
Met betrekking tot de mededeling van appellant dat hij in de veronderstelling was dat hij nog een herinnering zou ontvangen, merkt de Raad op dat in de brief 28 november 2012 duidelijk staat vermeld dat het een aanmaning betreft en dat appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk zal worden behandeld als hij het griffierecht niet op tijd betaalt. De gevolgen van het niet correct lezen van de aanmaning komen voor rekening van appellant.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2013.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
KR