ECLI:NL:CRVB:2013:CA0963

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12-5742 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidsrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel, dat zijn aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) buiten behandeling had gesteld wegens termijnoverschrijding. De Raad oordeelde dat het college aan zijn bekendmakingsverplichting had voldaan door het besluit naar het laatst bekende adres van de appellant te verzenden. Appellant had nagelaten het college op de hoogte te stellen van zijn nieuwe adres na de ontruiming van zijn woning, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van zijn bezwaar. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad benadrukte dat de gevolgen van het niet doorgeven van een adreswijziging voor rekening en risico van de appellant komen. De uitspraak is gedaan in het openbaar en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

12/5742 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 augustus 2012, 12/1326 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel (college)
Datum uitspraak: 21 mei 2013
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.H. van Zundert, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2013. Voor appellant is verschenen mr. Van Zundert. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
OVERWEGINGEN
1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Appellant stond ten tijde hier van belang in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) ingeschreven op het adres [adres] te [plaatsnaam] (het opgegeven adres). Bij vonnis van 15 april 2011 heeft de rechtbank Rotterdam de huurovereenkomst van appellant met zijn verhuurder ontbonden en appellant veroordeeld om binnen veertien dagen na dit vonnis het gehuurde te ontruimen en de verhuurder gemachtigd die ontruiming zelf uit te voeren indien appellant het gehuurde niet tijdig ontruimd. Op 31 mei 2011 heeft appellant een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand ingediend waarbij hij het opgegeven adres als woonadres heeft vermeld. Op 17 juni 2011 is de woning op dit adres ontruimd.
1.3. Bij besluit van 24 juni 2011 heeft het college de aanvraag van 31 mei 2011 met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gesteld op de grond dat appellant niet - tijdig - alle gevraagde gegevens heeft verstrekt en appellant verzuimd heeft mee te delen op welk adres hij vanaf 17 juni 2011 woont.
1.4. Bij brief van 19 oktober 2011 is namens appellant bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een besluit op de aanvraag en is verzocht om toezending van het besluit voor het geval dit inmiddels is genomen.
1.5. Bij besluit van 9 februari 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaarschrift van 19 oktober 2011, aangemerkt als bezwaarschrift gericht tegen het besluit van 24 juni 2011 en dit bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling, waarbij hij voor het wettelijk kader verwijst naar de aangevallen uitspraak.
4.1. Volgens vaste rechtspraak (CRvB 21 juni 2011, LJN BR0473) heeft het college aan zijn bekendmakingsverplichting in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb voldaan als het besluit wordt verzonden naar het laatste bekende adres van betrokkene, ook al is dit niet meer het adres van betrokkene en betrokkene heeft nagelaten het bestuursorgaan van een adreswijziging op de hoogte te stellen.
4.2. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat het besluit van 24 juni 2011 in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb bekend is gemaakt. Dit besluit is verzonden naar het bij het college laatst bekende en opgegeven adres, waar appellant op dat moment volgens het GBA stond ingeschreven. De stelling van appellant dat hij het college op de hoogte heeft gesteld van de op handen zijnde ontruiming en het college daarom niet had kunnen volstaan met de verzending van het besluit naar het opgegeven adres, maar appellant daarvan ook telefonisch dan wel per email op de hoogte had moeten stellen, treft geen doel. Appellant wist of kon redelijkerwijs verwachten dat op zijn aanvraag een beslissing zou volgen. Ofschoon hij daartoe voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad, heeft appellant nagelaten een ander (post)adres aan het college door te geven. De gevolgen daarvan komen voor zijn rekening en risico. In het verlengde hiervan kan ook de stelling van appellant dat het college dit besluit te kwader trouw heeft verzonden naar het opgegeven adres, terwijl bekend was dat appellant daar niet meer woonde, geen doel treffen. De stelling van appellant dat het college het besluit van 24 juni 2011 niet heeft verzonden is daarmee in tegenspraak. Bovendien heeft appellant niet onderbouwd waarom er aanleiding is om te twijfelen dat dit besluit daadwerkelijk is verzonden naar het opgegeven adres.
4.3. Uit wat onder 4.2 en 4.3 is overwogen volgt dat het besluit van 24 juni 2011 op die datum op juiste wijze is bekendgemaakt. Appellant heeft niet overeenkomstig de artikelen 6:7 tot en met 6:9 van de Awb binnen zes weken na bekendmaking van het besluit bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft deze termijnoverschrijding terecht niet verschoonbaar geacht. Appellant heeft aan zichzelf te wijten dat het besluit van 24 juni 2011 is gestuurd naar een adres waar hij niet meer woonde, omdat hij heeft nagelaten het college te informeren over zijn (post) adres waarnaar het college de voor hem bestemde post kon verzenden. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
4.4. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van B. Rikhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2013.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) B. Rikhof
HD