ECLI:NL:CRVB:2013:CA0541
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van niet verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift tegen beëindiging partnertoeslag AOW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 9 juni 2010, waarin zijn partnertoeslag op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) werd beëindigd. De Svb had het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend. De rechtbank had deze beslissing bevestigd.
De Raad overwoog dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift begint op de datum waarop het besluit daadwerkelijk is ontvangen. In dit geval was het besluit op 28 oktober 2010 doorgezonden aan de appellant, die het bezwaarschrift pas medio 2011 indiende. De Raad concludeerde dat de appellant niet tijdig had gehandeld en dat er geen omstandigheden waren die de termijnoverschrijding konden verontschuldigen. De appellant had weliswaar aangegeven dat hij ziek was en geen hulp had bij zijn administratie, maar de Raad oordeelde dat hij niet had aangetoond dat hij gedurende de gehele bezwaartermijn geen hulp van derden had kunnen inroepen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.