ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7384
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op grond van niet ingeleverde bankgegevens
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellanten, die sinds 2 februari 2010 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Roermond heeft op 16 september 2010 het recht op bijstand van appellanten opgeschort, omdat zij niet de gevraagde gegevens van hun buitenlandse bankrekening hadden ingeleverd. Appellanten werd gevraagd om bewijs van opening van de bankrekening en, indien zij niet meer in het bezit waren van deze rekening, een bewijs van opheffing. Het college heeft uiteindelijk op 18 oktober 2010 de bijstand van appellanten ingetrokken, omdat zij de gevraagde gegevens niet tijdig hadden ingeleverd.
De rechtbank Roermond heeft het beroep van appellanten tegen de intrekking van de bijstand ongegrond verklaard. Appellanten hebben hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerden dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het college gebruik mocht maken van een rapport uit 2006, omdat hun financiële situatie sindsdien was gewijzigd. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het opschortingsbesluit in rechte vaststond en dat de intrekking van de bijstand met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de WWB rechtmatig was.
De Raad oordeelde dat appellanten verzuimd hadden om binnen de gestelde termijn de gevraagde bankgegevens in te leveren en dat zij hiervoor verwijtbaar waren. De Raad concludeerde dat er geen grond was om te oordelen dat het college niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot intrekking van de bijstand gebruik had kunnen maken. Het hoger beroep van appellanten werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.