ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7033
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de AAOP-uitkering en verrekening met toekomstige verplichtingen
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 april 2013 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 11/6319 AW. De zaak betreft de vraag of de inkomsten uit het ABP Arbeidsongeschiktheidspensioen (AAOP) onder het begrip 'alle overige inkomsten uit uitkeringen' vallen, zoals vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst tussen appellante en het dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins Alexander te Rotterdam. Appellante, die sinds 1 september 2003 in dienst was van de deelgemeente, was sinds februari 2004 arbeidsongeschikt en haar dienstverband was beëindigd per 1 januari 2007. In de vaststellingsovereenkomst was afgesproken dat appellante gedurende een bepaalde periode een uitkering zou ontvangen, maar dat zij ook andere inkomsten diende af te dragen aan de deelgemeente.
De Raad heeft geoordeeld dat de inkomsten uit het AAOP inderdaad vallen onder de in de overeenkomst genoemde 'alle overige inkomsten uit uitkeringen'. Dit betekent dat appellante verplicht is om deze inkomsten af te dragen. De Raad heeft ook vastgesteld dat het dagelijks bestuur in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om het van appellante te ontvangen bedrag te verrekenen met toekomstige verplichtingen. Appellante had betoogd dat zij de AAOP-uitkering niet hoefde af te dragen, maar dit argument werd verworpen. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat er geen bijzondere omstandigheden waren die maakten dat de nakoming van de vaststellingsovereenkomst niet kon worden verlangd.
De uitspraak bevestigt dat appellante geen recht heeft op de door haar gevraagde bedragen en dat het hoger beroep niet slaagt. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.