ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6891

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/3752 WAO-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening WAO-uitkering en geschiktheid van functies in het kader van arbeidsongeschiktheid

In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de herziening van de WAO-uitkering van appellant besproken. De Raad oordeelt dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet meer in geschil is, maar dat de arbeidsdeskundige van het Uwv onvoldoende heeft onderbouwd dat de functies productiemedewerker inpakken en chauffeur/bezorger apotheek passend zijn voor appellant. Appellant is niet in staat om te werken onder veelvuldige deadlines of productiepieken, wat in deze functies wel het geval is. De Raad draagt het Uwv op om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.

Het procesverloop begint met de intrekking van de WAO-uitkering door het Uwv op 6 maart 2006, waarbij appellant als minder dan 15% arbeidsongeschikt werd beoordeeld. Appellant heeft hiertegen bezwaar aangetekend en uiteindelijk hoger beroep ingesteld. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv een medische beperking moest aannemen voor appellant, wat leidde tot een herziening van de uitkering naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 65 tot 80%.

De Raad heeft in deze uitspraak de argumenten van appellant herhaaldelijk overwogen, maar concludeert dat de door het Uwv gegeven toelichting op de functies niet voldoet aan de eisen die gesteld worden aan de beoordeling van arbeidsongeschiktheid. De Raad benadrukt dat de functies niet voor de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid mogen worden gebruikt, gezien de medische beperkingen van appellant. De uitspraak eindigt met de opdracht aan het Uwv om binnen zes weken het besluit te herstellen.

Uitspraak

12/3752 WAO-T
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van
22 mei 2012, 11/257 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 5 april 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.T. van Daatselaar, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en nadere stukken toegezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Daatselaar. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sluijs.
OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 6 maart 2006 heeft het Uwv de uitkering die appellant ontving op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 27 augustus 2004 ingetrokken op de grond dat appellant met ingang van die dag minder dan 15% arbeidsongeschikt is. Bij besluit van 7 maart 2006 heeft het Uwv de aan appellant betaalde voorschotten teruggevorderd ten bedrage van € 17.538,87. Bij besluit van 3 januari 2007 heeft het Uwv, beslissend op appellants bezwaar, zijn besluiten van
6 maart 2006 en 7 maart 2006 gehandhaafd.
1.2. De rechtbank Amsterdam heeft bij uitspraak van 29 april 2008, 07/264, het beroep van appellant tegen het besluit van 3 januari 2007 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het Uwv opgedragen om met inachtneming van haar uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De rechtbank was van oordeel dat het Uwv vanwege een slaapstoornis van appellant alsnog een medische beperking moest aannemen wat betreft het werken overdag tot ongeveer 14.00 uur. Bij uitspraak van 22 juli 2010, 08/3508 WAO en 08/3567 WAO, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
1.3. Naar aanleiding van de in 1.2 genoemde uitspraak van de Raad heeft het Uwv bij (bestreden) besluit van 10 maart 2011 de WAO-uitkering van appellant met ingang van 27 augustus 2004 herzien naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 65 tot 80%. De hoogte van de terugvordering is daarbij bepaald op € 4.825,87 bruto.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak vastgesteld dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet meer in geschil is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige van het Uwv de bezwaren van appellant tegen de functies productiemedewerker inpakken en chauffeur, die met name zien op de beperking ten aanzien van piekbelasting en deadlines, voldoende weerlegd. Ook het bijduiden van bepaalde functies door het Uwv was volgens de rechtbank toegestaan. Tenslotte heeft de rechtbank geoordeeld dat de grond van appellant, dat onduidelijk is welk dagloon van toepassing is, niet kan slagen, te meer nu appellant deze grond zowel in bezwaar als in beroep niet nader heeft toegelicht.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn in beroep naar voren gebrachte gronden herhaald. Naar zijn mening heeft het Uwv ten onrechte functies bijgeduid, zijn de functies niet passend, gelet op de daarin voorkomende piekbelasting en betwist appellant de terugvordering nu het Uwv uitgaat van een onjuist gehanteerd dagloon.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Wat betreft de grond dat het Uwv een onjuist dagloon heeft gehanteerd, verwijst de Raad naar hetgeen de rechtbank daarover heeft geoordeeld en maakt hij deze overwegingen tot de zijne. Deze grond heeft appellant ook in het hoger beroep niet onderbouwd.
4.2. De grond dat het Uwv ten onrechte functies heeft bijgeduid slaagt niet. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld CRvB 6 juli 2009, LJN BJ2117) geldt dat bij het nemen van een besluit tot herziening van een WAO-uitkering naar een lagere mate van arbeidsongeschiktheid of intrekking van een WAO-uitkering de hoofdregel dat een uitlooptermijn van minimaal twee maanden in acht wordt genomen. Een uitzondering op die hoofdregel wordt alleen aanvaard in het geval van een voltooide schatting (toekenning en herziening of intrekking) over een in het verleden gelegen periode. Daarvan is in dit geval sprake.
4.3. De schatting, waaraan de mate van appellants arbeidsongeschiktheid met ingang van 27 augustus 2004 is ontleend, is gebaseerd op de functies productiemedewerker machinaal inpakken (Sbc-code 111175), chauffeur bijzonder vervoer (Sbc-code 282101) en huishoudelijk medewerker (Sbc-code 111333). Als reservefunctie is magazijnmedewerker (Sbc-code 111220) geselecteerd.
4.4. De geschiktheid van de functie huishoudelijk medewerker en magazijnmedewerker is door de arbeidskundige in het Resultaat Functiebeoordeling in voldoende mate toegelicht.
4.5. In de functies productiemedewerker machinaal inpakken en chauffeur bijzonder vervoer is sprake van piekbelasting. Gelet op de Functionele Mogelijkheden Lijst van 20 september 2006 is appellant aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken.
4.6. In het arbeidskundig rapport van 2 maart 2011 is wat betreft de functie productiemedewerker machinaal inpakken gemotiveerd toegelicht dat geen sprake is van veelvuldige deadlines of productiepieken. Een productiepiek komt eenmaal per dag voor, dit wil zeggen niet veelvuldig. Wat betreft de functie chauffeur/bezorger apotheek is gemotiveerd vermeld dat uitsluitend op het dagdeel “einde middag” een piek of deadline kan voorkomen.
4.7. De Raad heeft het Uwv bij brief van 13 november 2012 gevraagd in te gaan op de vraag hoe de in 4.6 genoemde motiveringen zich verhouden tot de in het CBBS neergelegde definitie dat ‘werk met veelvuldige deadlines of productiepieken’ werk is waarin minstens eenmaal per week sprake is van strikte oplevertijdstippen of verhoogde productie-eisen die een beduidend hogere inzet vragen dan normaal.
4.8. In reactie hierop heeft het Uwv de Raad een arbeidskundig rapport van 10 januari 2013 toegezonden. Voor de functie productiemedewerker inpakken geldt volgens de arbeidsdeskundige dat men ’s avonds vertrekt als het werk af is. In die zin is er sprake van een deadline: men rondt de klussen dagelijks af. Voor appellant is dit volgens de arbeidsdeskundig analist geen probleem omdat er tijdens de avond langer doorgewerkt mag worden tot het werk af is. Het werk heeft geen gevolgen voor het werktempo, zij het dat men in het reguliere tempo langer werkt. Voor de functie chauffeur/bezorger apotheek geldt volgens de arbeidsdeskundig analist dat men aan het einde van de middag te maken kan krijgen met spoedbestellingen van medicijnen die eerder op de dag verkeerd bezorgd waren. In de praktijk betekent dit dat er niet elke dag sprake is van stress, maar dat circa één keer per week sprake is van een beduidende intensivering van de inzet van de medewerker. Volgens de arbeidsdeskundige kan hieruit afgeleid worden dat er gemiddeld op één dag per week sprake is van een hogere dan normale werkdruk.
4.9. Gelet op de omstandigheid dat appellant is aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken, is de door de arbeidsdeskundige in het rapport van 10 januari 2013 gegeven toelichting ontoereikend. Bij de functie productiemedewerker inpakken is, zeker nu sprake is van werk dat diezelfde dag afgemaakt moet worden, nog altijd sprake van een deadline. Bij de functie chauffeur/bezorger apotheek blijft onduidelijk en is te onbepaald hoe de kennelijk als relativering gebruikte aanduiding dat er circa één keer per week sprake is van een beduidende intensivering van de inzet van de medewerker zich verhoudt tot de omschrijving in het CBBS dat er bij een deadline of productiepiek minstens eenmaal per week sprake is van strikte oplevertijdstippen. In beide functies wordt de belastbaarheid van appellant klaarblijkelijk overschreden. Uitgaande van het medisch vaststaande gegeven dat appellant niet mag worden blootgesteld aan veelvuldige deadlines of productiepieken, hadden de functies productiemedewerker inpakken en chauffeur/bezorger apotheek, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet voor de schatting van de mate van appellants arbeidsongeschiktheid mogen worden gebruikt.
4.10. De overwegingen 4.5 tot en met 4.9 brengen mee dat het bestreden besluit, gelet op artikel 9, aanhef en onder a, van het Schattingsbesluit een deugdelijke arbeidskundige grondslag ontbeert. De Raad ziet daarom aanleiding met toepassing van artikel 21, zesde lid, van de Beroepswet het Uwv op te dragen dit gebrek in het bestreden besluit te herstellen dan wel een ander besluit te nemen.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep draagt het Uwv op om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en E.J. Govaers en D.J. van der Vos als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 april 2013.
(getekend) T. Hoogenboom
(getekend) J.R. Baas
GdJ