ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6623
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening en terugvordering bijstand zonder nieuwe feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verzoek van appellante, A. te B., om terug te komen op een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat op 5 juni 2009 was genomen. Dit besluit hield in dat de bijstand van appellante over de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 maart 2009 werd herzien en dat er een terugvordering van € 2.677,90 plaatsvond. Het college stelde dat de meerderjarige zoon van appellante in die periode een inkomen had dat hoger was dan 35% van het minimumloon, en dat appellante dit niet had gemeld.
Appellante heeft geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 5 juni 2009, maar heeft later, op 13 juli 2010, verzocht om herziening van dit besluit. Ze stelde dat haar zoon in de betreffende periode geen inkomen had, maar alleen een lening van de Informatie Beheer Groep (IBG) had ontvangen en dat hij tijdelijk in Barcelona verbleef voor zijn studie. Het college heeft dit verzoek afgewezen op 22 oktober 2010, met de argumentatie dat een lening van de IBG als inkomen wordt aangemerkt.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, omdat zij geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die aanleiding gaven om terug te komen op het eerdere besluit. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat het college niet vrij stond om haar verzoek af te wijzen, omdat het college eerder inhoudelijk op haar verzoek had beslist. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college bevoegd was om het verzoek af te wijzen, omdat appellante geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden had gepresenteerd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees ook het verzoek om schadevergoeding af.