ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6124
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- J.F. Bandringa
- M. Hillen
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand en bijzondere omstandigheden bij aanvraag
In deze zaak heeft appellante, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Breda. De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 april 2013 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 11/7246 WWB. Appellante ontving een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en had een aanvraag voor bijstand ingediend met terugwerkende kracht tot 8 augustus 2010. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg verleende bijstand met ingang van 15 oktober 2010, maar appellante was van mening dat zij recht had op bijstand vanaf de datum van haar ziekmelding.
De Raad heeft vastgesteld dat de door appellante aangevoerde omstandigheden geen dringende redenen zijn die kunnen leiden tot toekenning van bijstand vóór de meldingsdatum. De Raad baseert zich op vaste rechtspraak die stelt dat in beginsel geen bijstand wordt verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen. Appellante had ervoor gekozen om eerst te wachten op een onderzoek door het UWV naar haar recht op een hogere WAO-uitkering, maar de Raad oordeelt dat dit geen bijzondere omstandigheid is die afwijking van het uitgangspunt rechtvaardigt.
De Raad concludeert dat appellante zelf verantwoordelijk is voor het tijdig aanvragen van bijstand en dat de gevolgen van haar keuze om te wachten op het UWV-onderzoek voor haar eigen rekening komen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.