ECLI:NL:CRVB:2013:BZ5904
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de afwijzing van bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht van 22 november 2011. De appellante, A. te B., had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), welke was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. Het college had op 21 oktober 2009 besloten om de aanvraag af te wijzen, en dit besluit werd later door het college in een bestreden besluit van 11 februari 2010 bevestigd. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen dit bestreden besluit ongegrond.
Appellante voerde aan dat de rechtbank geen rekening had gehouden met de vangnetfunctie van de WWB en dat het college de gemaakte kosten van bezwaar en beroep moest vergoeden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellante over voldoende draagkracht beschikte om zelf in de kosten te voorzien waarvoor zij bijzondere bijstand had aangevraagd. De Raad bevestigde dat de rechtbank het vangnetkarakter van de WWB niet had miskend en dat de draagkrachtberekening van het college in overeenstemming was met de WWB en het beleid van het college.
De Raad concludeerde dat er geen sprake was van een herroeping van het besluit van 21 oktober 2009 in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het college het besluit slechts had herroepen voor de berekening van de draagkracht, maar de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand had gehandhaafd. Het hoger beroep van appellante werd daarom afgewezen, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is vastgelegd in een proces-verbaal.