ECLI:NL:CRVB:2013:BZ5115

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11-4341 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om vergoeding van kosten voor extra vakantie op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945

In deze zaak heeft appellante, erkend als vervolgingsslachtoffer in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), een aanvraag ingediend voor vergoeding van de kosten van een extra vakantie van vier weken. De aanvraag werd afgewezen door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, omdat er geen medische noodzaak voor de extra vakantie aanwezig zou zijn. Appellante heeft hiertegen beroep ingesteld, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.C.M. van Berkel.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 maart 2013 uitspraak gedaan. De Raad overwoog dat de aanvraag van appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor vergoeding, aangezien het bestreden besluit enkel betrekking had op de extra vakantie en niet op de kosten van begeleiding bij reguliere vakanties. De Raad concludeerde dat de argumenten van appellante niet voldoende waren om het bestreden besluit te weerleggen. De Raad heeft vastgesteld dat de eerdere besluiten van verweerder over de vergoeding van begeleiding bij reguliere vakanties niet relevant waren voor de beoordeling van de aanvraag voor de extra vakantie.

De uitspraak resulteerde in de ongegrondverklaring van het beroep van appellante. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

11/4341 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[A te B] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
Datum uitspraak: 21 maart 2013
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.C.M. van Berkel, advocaat, beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 28 juni 2011 met het kenmerk BZ01207095 (bestreden besluit). Dit besluit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2013. Namens appellante is verschenen mr. Van Berkel. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellante, geboren in 1938 in het voormalige Nederlands-Indië, is erkend als vervolgingsslachtoffer in de zin van de Wuv. Appellante heeft op jeugdige leeftijd tijdens internering poliomyelitis doorgemaakt, met als gevolg blijvende lichamelijke beperkingen. Verweerder heeft de bij appellante aanwezige status na poliomyelitis aangemerkt als causale aandoening.
1.2. Bij brief van 19 februari 2010 heeft appellante een aanvraag ingediend om, voor zover van belang, vergoeding van de kosten van een extra vakantie voor een periode van vier weken. Bij besluit van 22 juni 2010 is deze aanvraag afgewezen. Het bezwaar tegen dit besluit is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat voor een extra vakantie geen medische noodzaak aanwezig is.
1.3. Bij besluit van 24 april 2012 heeft verweerder, voor zover hier van belang, aan appellante een vergoeding toegekend voor de kosten van begeleiding bij een reguliere vakantie in het jaar 2011. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is bij besluit van 25 oktober 2012 in zoverre gegrond verklaard dat ook over de jaren 2012 en 2013 een vergoeding voor de kosten van begeleiding bij een reguliere vakantie is toegekend.
2. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
2.1. Gelet op hetgeen de gemachtigde van appellante ter zitting naar voren heeft gebracht, is het beroep er uitsluitend op gericht dat verweerder ook de kosten van begeleiding bij een reguliere vakantie in het jaar 2010 voor vergoeding in aanmerking brengt. Het bestreden besluit heeft echter geen betrekking op deze kosten en hoefde daar, gezien de strekking van de aanvraag van 19 februari 2010, ook geen betrekking op te hebben. Bij het bestreden besluit is alleen beslist over de vergoeding van kosten samenhangend met een extra vakantie, in welk verband een apart toetsingskader geldt. Over de vergoeding van de kosten van begeleiding bij een reguliere vakantie heeft aparte besluitvorming plaatsgevonden, zoals is vermeld onder 1.3. Daarbij was overigens het jaar 2010 niet aan de orde. Hetgeen appellante in dit geding naar voren heeft gebracht kan niet tot het oordeel leiden dat het bestreden besluit in rechte geen stand kan houden. Daarbij kan in het midden blijven of, zoals appellante heeft betoogd, haar psychische klachten als causale klachten in de zin van de Wuv moeten worden aangemerkt.
2.2. Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
3. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en G.L.M.J. Stevens als leden, in tegenwoordigheid van B. Rikhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2013.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) B. Rikhof