ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4716
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- E.E.V. Lenos
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Toelating tot vrijwillige ANW-verzekering na overlijden echtgenoot
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellante, die namens haar overleden echtgenoot verzocht om toelating tot de vrijwillige verzekering voor de Algemene nabestaandenwet (ANW). De echtgenoot van appellante, die in Nederland had gewoond en gewerkt, was op 1 juli 1988 65 jaar geworden en ontving een AOW-pensioen. Na zijn emigratie naar Marokko en het overlijden van zijn eerste echtgenote, trouwde hij op 22 augustus 1997 met appellante. Na zijn overlijden op 21 mei 2009 werd aan appellante een uitkering op basis van de ANW geweigerd, omdat haar echtgenoot op het moment van overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Appellante verzocht de Sociale verzekeringsbank (Svb) om postuum de premie voor de vrijwillige ANW-verzekering voor haar overleden echtgenoot te voldoen.
De Svb wees dit verzoek af, met als argument dat de verplichte verzekering van de echtgenoot was geëindigd op 17 november 1990, omdat zijn AOW-pensioen bij vertrek uit Nederland minder was dan 35% van het wettelijk minimumloon. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep oordeelde de Raad dat de beoordeling van de Svb op een ondeugdelijke grondslag was gebaseerd. Het bestreden besluit was onjuist gemotiveerd en moest worden vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit konden in stand blijven. De Raad verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van de Svb, met instandlating van de rechtsgevolgen.
De Raad concludeerde dat de Svb terecht had besloten appellante niet postuum toe te laten tot de vrijwillige verzekering, maar dat de motivering van het besluit niet correct was. De Raad oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de overschrijding van de aanmeldingstermijn voor de vrijwillige verzekering verschoonbaar maakten. De Svb had in eerdere correspondentie voldoende informatie verstrekt over de wijziging van de regelgeving en de verplichtingen van de verzekerden. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.