ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3709

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11-4322 WTOS-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2013 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad. De zaak betreft een hoger beroep dat door appellant was ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Breda van 7 juni 2011. De Raad had in een eerdere uitspraak op 14 oktober 2011 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was voldaan. Appellant heeft vervolgens verzet aangetekend tegen deze beslissing.

Tijdens de zitting op 5 maart 2013 zijn partijen niet verschenen, ondanks dat appellant voorafgaand aan de zitting op de hoogte was gesteld. De Raad heeft ambtshalve de ontvankelijkheid van het verzet beoordeeld. Het bleek dat appellant geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om binnen de gestelde termijn van vier weken, zoals vermeld in een aangetekend verzonden brief van 2 maart 2012, de gronden van het verzet in te dienen. De Raad heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat dit niet aan appellant kan worden verweten.

Op basis van deze overwegingen heeft de Raad geconcludeerd dat het verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien om appellant te veroordelen in de proceskosten van het verzet. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en is openbaar uitgesproken op 8 maart 2013.

Uitspraak

11/4322 WTOS-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 7 juni 2011, 10/5 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 14 oktober 2011 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 14 oktober 2011 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 5 maart 2013, waar partijen - appellant met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 14 oktober 2011 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De Raad ziet zich allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het verzet.
De Raad stelt in dat verband vast dat appellant geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 2 maart 2012 gestelde termijn van vier weken de gronden van het verzet in te dienen.
Van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat dit niet aan appellant kan worden verweten, is niet gebleken.
Dit betekent dat het verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
8 maart 2013.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
CVG