11/5494 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
12 augustus 2011, 11/72 (aangevallen uitspraak)
het dagelijks bestuur van het stadsdeel West (dagelijks bestuur)
Datum uitspraak 7 maart 2013.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingezonden.
Namens het dagelijks bestuur heeft mr. P.A. de Jong, advocaat, een verweerschrift ingediend en nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2013. Appellant is verschenen. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. De Jong, [M.] en [v. M.].
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant is met ingang van 1 januari 2008 aangesteld in de functie van medewerker administratie C (medewerker [onderdeel]) voor 12 uur per week bij het toenmalige stadsdeel De Baarsjes (De Baarsjes). Met ingang van 1 januari 2009 is appellant in vaste dienst aangesteld als medewerker [onderdeel] voor 32 uur per week, salarisschaal 9. Vanaf 1 juli 2009 tot 1 mei 2010 was appellant voor 24 uur per week gedetacheerd als subsidiecoördinator bij het stadsdeel Oud-West. In deze periode bleef appellant de functie van medewerker [onderdeel] bij De Baarsjes voor acht uur per week vervullen.
1.2. Per 1 mei 2010 zijn in Amsterdam de stadsdelen De Baarsjes, Oud-West, Bos en Lommer en Westerpark gefuseerd tot het nieuwe stadsdeel West. Ten behoeve van de plaatsing van medewerkers in het stadsdeel West is op 21 september 2009 overeenstemming bereikt over een sociaal plan tussen de gemeente Amsterdam en de vakbonden.
1.3. Bij besluit van 29 april 2010 heeft het dagelijks bestuur appellant geplaatst bij het stadsdeel West in de functie van medewerker administratie E, salarisschaal 9. Bij besluit van 9 november 2011 (bestreden besluit) heeft het dagelijks bestuur het bezwaar van appellant tegen het besluit van 29 april 2010 ongegrond verklaard. Aan deze besluitvorming ligt een vergelijking ten grondslag tussen de werkzaamheden die aan appellant zijn opgedragen in de huidige functie en de werkzaamheden in de nieuwe functie. Deze vergelijking heeft plaatsgevonden op basis van het sociaal plan. Geconcludeerd is, dat sprake is van een functie in categorie 1, die in de nieuwe organisatie ongewijzigd of licht gewijzigd terugkeert. Daarbij is de functie van appellant als medewerker [onderdeel] bij De Baarsjes als uitgangspunt genomen en niet de werkzaamheden die hij bij het stadsdeel Oud-West verrichtte.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft, samengevat, aangevoerd dat het dagelijks bestuur bij het plaatsingsbesluit ten onrechte niet is uitgegaan van de werkzaamheden die hij bij het stadsdeel Oud-West verrichte. Een vergelijking van die werkzaamheden met de functie bij het nieuwe stadsdeel West, rechtvaardigt een plaatsing als subsidiecoördinator. Voorts is de inhoud van de functie bij De Baarsjes niet vergelijkbaar met de inhoud van de functie in de nieuwe organisatie waarin appellant is geplaatst.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In artikel 3.5 van het sociaal plan is vastgelegd dat aan de plaatsing in het stadsdeel West een functievergelijking vooraf gaat. Het gaat om een vergelijking tussen de opgedragen werkzaamheden of taken in de huidige functie en in de nieuwe functie. Als een vergelijkbare functie beschikbaar is in de nieuwe organisatie en er geen boventalligheid bestaat, ontvangt de betrokkene een conceptvoorstel voor plaatsing. Voor de definitie van ‘functie’ wordt in artikel 3.5 van het sociaal plan verwezen naar artikel 1.1 van de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA), alwaar een functie is gedefinieerd als het geheel van door de ambtenaar te verrichten werkzaamheden.
4.2. Het dagelijks bestuur volgt de vaste gedragslijn dat het bij de functievergelijking uitgaat van de functie waarin de ambtenaar formeel is aangesteld. Met deze vaste gedragslijn gaat het dagelijks bestuur de grenzen van een redelijke wetsuitleg niet te buiten.
4.3. Met de detachering bij een ander stadsdeel, die heeft plaatsgevonden op basis van een overeenkomst, is geen wijziging gebracht in de functie waarin appellant formeel was aangesteld. Nu de functie van medewerker [onderdeel] dus de formele functie van appellant was vóór de fusie, diende volgens het beleid op basis daarvan de functievergelijking plaats te vinden en niet op basis van de werkzaamheden welke appellant tijdens zijn detachering verrichtte. Dat zou mogelijk anders kunnen zijn, indien de intentie zou hebben bestaan appellant na zijn detachering niet te laten terugkeren naar zijn oude functie van medewerker [onderdeel]. Die situatie deed zich niet voor, nu de detachering van begin af aan een tijdelijk karakter droeg en gold voor de periode tot aan de fusie van de stadsdelen. Daarbij komt dat appellant tijdens de detachering voor 24 uur per week bij het stadsdeel Oud-West, zijn functie bij De Baarsjes voor 8 uur per week is blijven vervullen. Aan de detachering kon appellant dan ook geen rechtens te honoreren verwachting ontlenen op een plaatsing in de functie van subsidiecoördinator in het nieuwe stadsdeel West.
4.4. Nu de functievergelijking mocht plaatsvinden op basis van de formele functie van appellant als medewerker [onderdeel] kan de beroepsgrond dat de werkzaamheden welke appellant zijn opgedragen gedurende zijn detachering en de nieuwe functie niet vergelijkbaar zijn, buiten bespreking blijven.
4.5. Ten aanzien van de vergelijking tussen de functie bij De Baarsjes en de nieuwe functie bij het stadsdeel West heeft appellant aangevoerd dat de inhoud van de werkzaamheden bij De Baarsjes niet vergelijkbaar is met de functie in stadsdeel West waarop hij geplaatst is. Appellant wordt niet gevolgd in deze beroepsgrond. De hoofdtaak in de functie bij het De Baarsjes betrof de voorbereiding en administratieve afhandeling van subsidiebeschikkingen. In de nieuwe functie bij het stadsdeel West is dit eveneens de hoofdtaak. Dat appellant bij De Baarsjes tijdelijk taken heeft waargenomen van een uit dienst getreden beleidsmedewerker en deze taken naar wederzijdse tevredenheid heeft uitgevoerd, maakt dit niet anders.
4.6. Gelet op 4.1 tot en met 4.5 slaagt het hoger beroep niet en komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K. Zeilemaker als voorzitter en R. Kooper en C.H. Bangma als leden, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2013.