ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2136
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaald griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 februari 2013 uitspraak gedaan in het verzet van appellante, A. te B., tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar hoger beroep. De Raad had eerder op 9 maart 2012 geoordeeld dat het door appellante verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald, waardoor het hoger beroep niet ontvankelijk werd verklaard. Appellante had verzet aangetekend, stellende dat zij het griffierecht binnen de gestelde termijn had betaald en bereid was dit opnieuw te voldoen. Tijdens de zitting op 28 januari 2013 zijn partijen echter niet verschenen, en de Raad heeft geen bewijs van betaling kunnen vinden in zijn administratie. De Raad oordeelde dat appellante geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die de eerdere uitspraak konden weerleggen. Het wettelijke stelsel biedt geen ruimte voor het verlenen van een nieuwe termijn voor de betaling van het griffierecht. Daarom verklaarde de Raad het verzet ongegrond en zag hij geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.