ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1737
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum toekenning (aanvullende) bijstand en relatie tot WW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. De appellant, A. te B., had zich op 29 juni 2010 gemeld voor een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en had een aanvraag ingediend voor aanvullende bijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Groningen had de bijstand met ingang van 1 juli 2010 toegekend, maar de appellant was van mening dat de ingangsdatum eerder had moeten zijn, gelijk aan de ingangsdatum van zijn WW-uitkering die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was vastgesteld op 5 juni 2010.
De Raad heeft vastgesteld dat het dienstverband van de appellant bij het horecabedrijf van zijn broer tot 1 juli 2010 doorliep en dat er in juni 2010 meerdere stortingen op zijn rekening waren gedaan, waardoor zijn inkomen boven de bijstandsnorm lag. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de bijstand in beginsel wordt toegekend vanaf de datum van melding, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden. De Raad heeft deze overwegingen bevestigd en geoordeeld dat het college op goede gronden de ingangsdatum van de bijstand op 1 juli 2010 had vastgesteld.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van de appellant af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan.