ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1461

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11-4107 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. De appellant, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 11 november 2010, waarin hem een WAO-uitkering werd toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 14 december 2012 was appellant niet verschenen, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. P.C.P. Veldman.

De Centrale Raad overwoog dat het medisch onderzoek dat door het Uwv was uitgevoerd voldoende zorgvuldig was en dat het bestreden besluit berustte op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag. De bezwaarverzekeringsarts had alle relevante medische informatie in het dossier bekeken, inclusief de gegevens die appellant had aangedragen. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens ingediend die zijn standpunt konden onderbouwen. De Raad bevestigde dat de bezwaararbeidsdeskundige de functies die aan appellant waren toegewezen, passend achtte bij zijn beperkingen.

De Raad concludeerde dat de signaleringen van mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid toereikend waren toegelicht en dat de uiteindelijke functies als geschikt konden worden aangemerkt. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en de betrokken partijen werden op de hoogte gesteld van de uitkomst.

Uitspraak

11/4107 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 1 juni 2011, 10/1740 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B. ] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij schrijven van 26 juli 2012 heeft H.J.A. Aerts zich als opvolgend gemachtigde van appellant gesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2012. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. P.C.P. Veldman.
OVERWEGINGEN
1. Bij beslissing op bezwaar van 11 november 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 11 mei 2010 gegrond verklaard en aan appellant met ingang van 28 juli 2008 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Het bestreden besluit rust op bezwaarverzekeringsgeneeskundige en bezwaararbeidskundige onderzoeken. Het Uwv heeft appellant ten opzichte van de beoordeling in 2005 toegenomen beperkt geacht. De bezwaararbeidsdeskundige van het Uwv heeft appellant geschikt geacht voor het vervullen van de functies productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), productiemedewerker metaal (Sbc-code 111171) en elektronica monteur (Sbc-code 267040).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant gelijke gronden aangevoerd als hij in eerste aanleg heeft gedaan. Volgens appellant heeft het Uwv de beperkingen van appellant voor het verrichten van arbeid onderschat. Voor wat betreft zijn psychische belastbaarheid heeft hij met name gewezen op de bevindingen van respectievelijk zijn behandelend klinisch psycholoog en zijn psychiater. Tevens is appellant van mening dat hij, gelet op zijn klachten en beperkingen, niet in staat is de geduide functies uit te oefenen, waarbij hij zich met name op het standpunt stelt dat de functie elektronica monteur te belastend is ten aanzien van het aspect tillen.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest en dat het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische grondslag. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de bezwaarverzekeringsarts van het Uwv een eigen onderzoek heeft verricht en kennis heeft genomen van alle medische informatie die is opgenomen in het dossier, waaronder ook de gegevens waar appellant met name op gewezen heeft. Nu appellant ook in hoger beroep geen medische gegevens in het geding heeft gebracht, bestaat geen aanleiding te oordelen dat hij op medische gronden, naar objectieve maatstaven gemeten, op 28 juli 2008 meer beperkingen ondervindt dan zijn neergelegd in de voor appellant geldende Functionele Mogelijkheden Lijst.
4.2. De rechtbank heeft voorts met juistheid geoordeeld dat het bestreden besluit op een deugdelijke arbeidskundige grondslag berust. In zijn rapport van 3 november 2010 heeft de bezwaararbeidsdeskundige de geduide functies bezien en gesteld dat op basis van de vastgestelde beperkingen die functies passend zijn bij de krachten en bekwaamheden van appellant. De bezwaararbeidsdeskundige heeft overleg gehad met de bezwaarverzekeringsarts over de belasting op de punten tillen en frequent lichte voorwerpen hanteren. De uiteindelijk aan de beoordeling ten grondslag gelegde functies zijn terecht als geschikt aangemerkt en signaleringen van mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid zijn toereikend toegelicht.
4.3. Gelet op de overwegingen 4.1 en 4.2 slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en E.J. Govaers en
M.A. Hoogeveen als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2013.
(getekend) T. Hoogenboom
(getekend) G.J. van Gendt
QH