ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1457
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroepschrift inzake sociale verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2013 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 8 november 2012, waarin zijn beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk was verklaard. Appellant had verzet aangetekend omdat hij meende dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend door omstandigheden die hem overkwamen. De Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift, dat gedateerd was op 30 mei 2012, pas op 2 juli 2012 was ontvangen, terwijl de termijn voor indiening op 21 juni 2012 eindigde. Appellant voerde aan dat hij door een beroerte gedeeltelijk verlamd was en daardoor niet in staat was om het beroepschrift tijdig te posten. Hij stelde dat hij het document aan een vriend had meegegeven om het op te sturen, maar deze vriend had het in de auto laten liggen.
De Raad oordeelde dat niet aannemelijk was gemaakt dat appellant gedurende de gehele termijn niet in staat was om het beroepschrift zelf ter post te bezorgen. De Raad benadrukte dat de gevolgen van het handelen of nalaten van derden in beginsel voor rekening komen van degene die zijn belangen aan die derden heeft toevertrouwd. Dit leidde tot de conclusie dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Het verzet werd ongegrond verklaard, en de Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. Het betaalde griffierecht van € 35,- werd echter terugbetaald aan appellant, gezien de bijzondere omstandigheden van het geval.