ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1454
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroepschrift wegens termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2013 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 8 november 2012, waarin zijn beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk was verklaard. Het verzet is behandeld op 28 januari 2013, waarbij appellant aanwezig was, maar de Svb niet. Appellant had aangevoerd dat hij door een beroerte gedeeltelijk verlamd was aan zijn rechterarm en rechterbeen, wat hem belemmerde in het indienen van zijn beroepschrift. Hij stelde dat hij het beroepschrift eind mei 2012 had geschreven, maar niet in staat was geweest om het op tijd te posten.
De Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, met als laatste indieningsdatum 21 juni 2012. Het beroepschrift was gedateerd op 30 mei 2012, maar de enveloppe droeg een poststempel van 29 juni 2012, en het was pas op 2 juli 2012 bij de Raad ontvangen. De Raad oordeelde dat niet aannemelijk was dat appellant gedurende de termijn niet in staat was om het beroepschrift zelf ter post te bezorgen of dit door iemand anders te laten doen. De Raad benadrukte dat de gevolgen van het handelen of nalaten van derden in beginsel voor rekening komen van degene die zijn belangen aan die derden heeft toevertrouwd.
Uiteindelijk verklaarde de Raad het verzet ongegrond en besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. Het betaalde griffierecht van € 35,- zou echter aan appellant worden terugbetaald, gezien de bijzondere omstandigheden van het geval. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op 15 februari 2013.