ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1401
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Ongegrondverklaring verzet tegen niet-ontvankelijkheid hoger beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht
Op 15 februari 2013 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante A. te B. tegen het college van burgemeester en wethouders van Goes. De zaak betreft een verzet tegen een eerdere uitspraak van de Raad, waarin het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk was verklaard vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht. Appellante had in eerste instantie hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 22 maart 2012. De Raad had in zijn eerdere uitspraak van 18 september 2012 vastgesteld dat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald en dat appellante in verzuim was.
In het verzet heeft appellante aangevoerd dat zij niet voldoende was geïnformeerd door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) over de betaling van het griffierecht. Appellante stelde dat zij de brief van 10 mei 2012 niet begreep en dat het LDCR haar geen uitleg heeft gegeven. Desondanks heeft de Raad geoordeeld dat appellante de brief van 11 juni 2012, waarin zij opnieuw in de gelegenheid werd gesteld het griffierecht te betalen, wel degelijk heeft ontvangen. De Raad concludeerde dat appellante, ondanks haar beweringen, in staat was om hoger beroep in te stellen en contact op te nemen met een advocaat.
De Raad oordeelde dat het niet tijdig betalen van het griffierecht niet gerechtvaardigd kon worden door de vermeende onduidelijkheid van de communicatie van het LDCR. Het verzet werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten van het verzet. Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht van € 115,- zal door de griffier van de Raad aan appellante worden terugbetaald. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier.