ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1400

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-820 WUBO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens niet tijdige betaling griffierecht

In deze zaak heeft appellante, een inwoner van Indonesië, verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin haar beroep niet-ontvankelijk werd verklaard vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht. De uitspraak waartegen verzet is ingesteld dateert van 23 augustus 2012, waarin de Raad oordeelde dat het verschuldigde griffierecht van € 35,- niet tijdig was voldaan. Appellante had de mogelijkheid gekregen om het griffierecht binnen vier weken te betalen, maar dit is niet gebeurd.

Bij het verzet heeft appellante stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij op 14 september 2012 een bedrag van € 35,- via Western Union heeft overgemaakt. Echter, deze betaling was niet correct, aangezien alleen de naam van een medewerker van de Raad als begunstigde was vermeld en het bedrag niet bij de Raad is ontvangen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante pas na de ontvangst van de uitspraak van 23 augustus 2012 heeft geprobeerd het griffierecht te betalen.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat appellante niet in verzuim is geweest. Het verzet is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten van het verzet. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 februari 2013.

Uitspraak

12/820 WUBO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet
Partijen:
[appellante], Indonesië (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
Datum uitspraak: 15 februari 2013
PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 10 januari 2012.
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet van 23 augustus 2012 heeft de Raad het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 28 januari 2013, waar partijen niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 23 augustus 2012 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht (€ 35,-) niet tijdig is betaald, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat appellante bij aangetekende, aan het - juiste - adres van appellante verzonden, brief van 13 juni 2012 in de gelegenheid is gesteld het griffierecht binnen vier weken te betalen. Het griffierecht is bij de Raad niet ontvangen.
Bij het verzetschrift heeft appellante stukken gevoegd waaruit blijkt dat zij op 14 september 2012 via Western Union een bedrag van € 35,- heeft overgemaakt, waarbij als begunstigde - slechts - de naam van een medewerker van de Raad is vermeld.
De Raad stelt vast dat, nog daargelaten dat het bedrag bij de Raad niet is ontvangen, appellante pas na de ontvangst van de uitspraak van de Raad van 23 augustus 2012 heeft geprobeerd het griffierecht te betalen. Van feiten en omstandigheden die leiden tot het oordeel dat dit appellante niet kan worden verweten, is niet gebleken.
Het verzet wordt ongegrond verklaard.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet is geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2013.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven