ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1398
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak van de Centrale Raad van Beroep inzake sociale zekerheidswetgeving
In deze zaak heeft appellant, A. te B., verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 oktober 2012, waarin de Raad zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van het hoger beroep. De uitspraak waartegen verzet is aangetekend, betreft een beslissing op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft op 15 februari 2013 uitspraak gedaan over het verzet, waarbij partijen niet aanwezig waren op de zitting van 28 januari 2013.
De Raad overweegt dat tegen een uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 Awb geen hoger beroep mogelijk is, maar dat verzet wel kan worden gedaan bij de rechtbank. Appellant heeft in zijn verzet duidelijk gemaakt dat hij geen hoger beroep wilde instellen, maar verzet wilde aantekenen. De Raad concludeert dat de eerdere uitspraak van 30 oktober 2012 op zichzelf juist is, maar dat de bedoeling van appellant pas in het verzet duidelijk is geworden. Daarom verklaart de Raad het verzet ongegrond.
De Raad heeft besloten het hogerberoepschrift door te zenden aan de rechtbank Limburg ter behandeling als verzetschrift. Tevens is overwogen dat terugbetaling van griffierecht door de griffier van de Raad aangewezen zou zijn, maar in deze zaak is geen griffierecht geheven. Er zijn geen kosten waarop een veroordeling in de kosten van het verzet betrekking kan hebben. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en is openbaar uitgesproken op 15 februari 2013.