ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1211
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- E.J. Govaers
- L.J.A. Damen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen verlaging partnertoeslag AOW in verband met onverzekerde jaren
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad. Appellant ontving vanaf juli 2011 een pensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en een partnertoeslag die met 10% was verlaagd vanwege onverzekerde jaren van zijn echtgenote. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had op 18 augustus 2011 besloten de partnertoeslag te verlagen naar € 579,52 bruto per maand, wat appellant betwistte. Hij stelde dat de korting ten onrechte was toegepast, omdat de partnertoeslag al met 10% was gekort.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij werd vastgesteld dat de toepassing van artikel 12, eerste lid, van de AOW correct was. Appellant voerde aan dat de wet niet deugde en dat de wetgever niet had ingezien dat de korting op de partnertoeslag in zijn geval tot een slechte financiële positie leidde. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de wetgever zich bewust was van de gevolgen van de wet en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de korting op de partnertoeslag rechtmatig was.
De Raad concludeerde dat de stelling van appellant over de slechte financiële positie niet kon worden aanvaard, omdat dit een beoordeling van de wet betreft die de rechter niet kan maken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 februari 2013, na een zitting op 4 januari 2013, waarbij appellant niet aanwezig was, maar de Svb vertegenwoordigd was door A. van der Weerd.