ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1008
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 februari 2013 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen een eerdere beslissing waarbij haar hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De aanleiding voor deze niet-ontvankelijkheid was het niet betalen van het griffierecht. De Raad heeft vastgesteld dat appellante in het verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat het verzuim haar niet kan worden verweten.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat volgens artikel 22 van de Beroepswet het griffierecht door de indiener van het hogerberoepschrift moet worden betaald. Het feit dat appellante in andere procedures, zoals bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, wel griffierecht heeft betaald, doet hier niet aan af. De Raad heeft appellante ook gewezen op de mogelijkheid om bijzondere bijstand aan te vragen voor het griffierecht, maar zij heeft op deze brief niet gereageerd.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer, onder leiding van voorzitter T.G.M. Simons, met D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 april 2013.