ECLI:NL:CRVB:2013:BZ0292
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring beroep inzake dagloon en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door I.T. Martens, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake haar uitkering op basis van de Wet arbeid en zorg. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 februari 2013 uitspraak gedaan. De rechtbank Zutphen had eerder het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat het Uwv met een besluit van 15 september 2011 geheel aan haar beroep tegemoet was gekomen. Dit besluit betrof de vergoeding van proceskosten in bezwaar, die door het Uwv tot een bedrag van €437,- was vastgesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft het procesverloop in deze zaak besproken, waarbij opgemerkt werd dat zowel appellante als de verweerder niet verschenen waren tijdens de zitting op 23 november 2012. De Raad heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd, waarbij werd gesteld dat er geen gronden waren om het geding ook te zien als betrekking hebbend op de hoogte van het dagloon. Het dagloon was eerder vastgesteld op €175,33, en appellante had ingestemd met deze vaststelling.
De Raad concludeerde dat het besluit van 15 december 2011, dat betrekking had op de hoogte van het dagloon, buiten de omvang van het geding viel en daarom niet beoordeeld kon worden. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door T. Hoogenboom, in tegenwoordigheid van griffier K.E. Haan, en werd openbaar uitgesproken op 1 februari 2013.