ECLI:NL:CRVB:2013:BZ0292

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/6774 WAO + 12/59 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T. Hoogenboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring beroep inzake dagloon en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door I.T. Martens, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake haar uitkering op basis van de Wet arbeid en zorg. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 februari 2013 uitspraak gedaan. De rechtbank Zutphen had eerder het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat het Uwv met een besluit van 15 september 2011 geheel aan haar beroep tegemoet was gekomen. Dit besluit betrof de vergoeding van proceskosten in bezwaar, die door het Uwv tot een bedrag van €437,- was vastgesteld.

De Centrale Raad van Beroep heeft het procesverloop in deze zaak besproken, waarbij opgemerkt werd dat zowel appellante als de verweerder niet verschenen waren tijdens de zitting op 23 november 2012. De Raad heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd, waarbij werd gesteld dat er geen gronden waren om het geding ook te zien als betrekking hebbend op de hoogte van het dagloon. Het dagloon was eerder vastgesteld op €175,33, en appellante had ingestemd met deze vaststelling.

De Raad concludeerde dat het besluit van 15 december 2011, dat betrekking had op de hoogte van het dagloon, buiten de omvang van het geding viel en daarom niet beoordeeld kon worden. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door T. Hoogenboom, in tegenwoordigheid van griffier K.E. Haan, en werd openbaar uitgesproken op 1 februari 2013.

Uitspraak

11/6774 WAO, 12/59 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 19 oktober 2011, 11/697 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 1 februari 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft I.T. Martens hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2012. Appellante zowel als verweerder zijn niet verschenen.
OVERWEGING
1. Bij beslissing op bezwaar van 31 maart 2011 heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 3 april 2009 ongegrond verklaard en het voor appellante geldende dagloon, waarnaar de aan haar toegekende uitkering ingevolge de Wet arbeid en zorg wordt berekend, gesteld op €128,37. Het Uwv heeft bij besluit van 15 september 2011 besloten dat de door appellante in bezwaar gemaakte proceskosten tot een bedrag groot €437,- zullen worden vergoed.
2. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene niet-ontvankelijk verklaard. Zij heeft het geding geacht beperkt te zijn tot de vergoeding van de in bezwaar door appellante gemaakte kosten en geoordeeld dat het Uwv met het besluit van 15 september 2011 geheel aan het beroep van appellante tegemoet was gekomen.
3. Bij besluit van 15 december 2011 heeft het Uwv het dagloon van appelante vastgesteld op € 175,33. Bij schrijven van 17 april 2012 heeft appelante de Raad bericht dat zij kan instemmen met de vaststelling van het dagloon op € 175,33.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De rechtbank heeft genoegzaam gemotiveerd waarom en met juistheid beslist dat er geen gronden zijn om het geding ook te zien als betrekking hebben op de hoogte van het dagloon. Het desbetreffende deelbesluit, betrekking hebbend op het dagloon, was niet tijdig in eerste aanleg aangevochten.
4.2. De rechtbank heeft voorts met juistheid geoordeeld dat het Uwv met het besluit van 15 september 2011 aan appellante de proceskosten in bezwaar geheel heeft vergoed. In de brieven van appellante aan de rechtbank van 17 juni 2011 en 9 september 2011 blijkt niet van enige specificatie van de door haar beweerdelijk gemaakte proceskosten.
4.3. Het besluit van 15 december 2011 valt buiten de omvang van het geding, zodat dit besluit niet kan worden beoordeeld.
4.4. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2013.
(getekend) T. Hoogenboom
(getekend) K.E. Haan
JvC