ECLI:NL:CRVB:2013:BY8326

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1165 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen de Minister van Defensie

In deze zaak heeft de heer mr. H.G.M. van Dijk namens appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 januari 2010. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 januari 2013 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin het bestuursorgaan, de Minister van Defensie, geheel aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Dit leidde tot een proceskostenveroordeling.

De Raad overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de kosten kan worden veroordeeld wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De Raad heeft vastgesteld dat de minister niet heeft betwist dat aan appellant is tegemoetgekomen, en heeft daarom besloten de minister te veroordelen in de proceskosten die appellant heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep.

De totale proceskosten zijn begroot op € 2.268,--, bestaande uit kosten voor rechtsbijstand en de kosten van een deskundigenverslag. De uitspraak is gedaan in het openbaar en de beslissing is ondertekend door de rechters. De Raad heeft ook opgemerkt dat het onderzoek ter zitting achterwege is gebleven met toestemming van partijen, en dat de minister de gelegenheid heeft gekregen om een verweerschrift in te dienen. De uitspraak is een bevestiging van de rechten van de appellant en de verplichtingen van het bestuursorgaan.

Uitspraak

10/1165 MAW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 januari 2010, 08/8629 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Staatssecretaris van Defensie, thans: de Minister van Defensie (minister)
Datum uitspraak: 11 januari 2013
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft de heer mr. H.G.M. van Dijk hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
De Raad heeft op 19 april 2012 een tussenuitspraak gedaan waarin de minister is opgedragen om binnen acht weken het gebrek in het besluit van 23 oktober 2008 te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.
Bij brief van 11 juli 2012 heeft de heer mr. H.G.M. van Dijk namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht de minister te veroordelen in de proceskosten.
Bij brief van 16 augustus 2012 heeft de minister gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
OVERWEGINGEN
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat, zoals aangegeven in de brief van de heer Van Dijk, (geheel) aan appellant is tegemoetgekomen.
Nu de minister niet heeft betwist dat aldus aan appellant is tegemoetgekomen, ziet de Raad aanleiding om de minister te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op door een
€ 644,-- in beroep en € 874,-- in hoger beroep voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en € 750,-- voor de kosten van een uitgebracht verslag van een deskundige, in totaal € 2.268,--.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep veroordeelt de minister in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.268,-- te betalen door de staat der Nederlanden.
Deze uitspraak is gedaan door J.Th. Wolleswinkel, in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2013.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) M. Zwart