ECLI:NL:CRVB:2013:BY8292

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-3833 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2013 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 16 december 2011. Het verzet was ingesteld omdat appellant niet in staat was het verschuldigde griffierecht te betalen. De Raad verklaarde het verzet ongegrond, omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant had eerder verklaard dat hij financieel niet in staat was om het griffierecht te voldoen, maar later gaf hij aan bereid te zijn om het griffierecht alsnog te betalen. De Raad heeft echter vastgesteld dat de brief waarin appellant in de gelegenheid werd gesteld om het griffierecht te betalen, niet met zekerheid was ontvangen. Desondanks heeft de Raad appellant opnieuw de kans gegeven om het griffierecht te voldoen, maar ook deze termijn is verstreken zonder betaling. De Raad oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat het verzuim niet aan appellant kon worden tegengeworpen, aangezien hij zelf had verklaard dat er geen sprake meer was van financieel onvermogen. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

11/3833 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2011, 10/3716 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 11 januari 2013
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 16 december 2011 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 16 december 2011 heeft appellant bij brief, bij de Raad ingekomen op 10 januari 2012, verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 13 december 2012, waar partijen - het Uwv met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 16 december 2011 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 30 september 2011 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het griffierecht niet is betaald.
In het verzetschrift heeft appellant verklaard dat hij tot dan toe niet over de financiële middelen beschikte om het verschuldigde griffierecht te voldoen. Vervolgens heeft hij verklaard dat hij nu bereid is het griffierecht alsnog te betalen en heeft hij verzocht om toezending van een nieuwe acceptgirokaart.
Omdat de Raad uit de gedingstukken niet met zekerheid heeft kunnen afleiden dat de brief van 30 september 2011 appellant daadwerkelijk heeft bereikt, is appellant bij - aangetekend verzonden - brief van 5 juni 2012 opnieuw in de gelegenheid gesteld het griffierecht, binnen vier weken, te voldoen. Daarbij is medegedeeld dat in dat geval het verzet gegrond zal worden verklaard en dat bij niet- of niet tijdige betaling het verzet ongegrond zal worden verklaard.
Bij brief van 22 juni 2012 heeft appellant verklaard dat hij niet in staat is het verschuldigde griffierecht te betalen.
Dit betekent dat het griffierecht niet binnen de - nader - gestelde termijn is betaald. In de brief van appellant van 22 juni 2012 ziet de Raad geen grond voor het oordeel dat dit verzuim niet aan appellant kan worden tegengeworpen. In het verzetschrift heeft appellant immers met zoveel woorden verklaard dat geen sprake (meer) was van financieel onvermogen. Niet is gebleken dat zich in de periode tussen het verzetschrift en de brief van 22 juni 2012 wezenlijke veranderingen hebben voorgedaan. De enkele verklaring in de brief van 22 juni 2012 is daarvoor niet voldoende.
Het verzet dient ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2013.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
DECISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Déclare le recours non fondé
Par conséquent, décidée par T.G.M. Simons en présence de D.W.M. Kaldenhoven en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 11 janvier 2013.