ECLI:NL:CRVB:2013:BY8276

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-5027 ZVW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidsrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2013 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 1 mei 2012. De Raad verklaarde het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk vanwege een niet verschoonbare termijnoverschrijding. De zaak betreft een bezwaar dat appellant had ingediend tegen een besluit van het College voor zorgverzekeringen (Cvz) van 3 december 2010, waarin het bezwaar van appellant tegen een eerder besluit van 7 maart 2010 eveneens niet-ontvankelijk was verklaard.

De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van Cvz ongegrond verklaard. Appellant had verzet aangetekend tegen de uitspraak van de Raad van 1 mei 2012, waarin was vastgesteld dat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De laatste dag voor indiening was 22 augustus 2011, maar het hogerberoepschrift was pas op 25 augustus 2011 ontvangen, met een poststempel van 23 augustus 2011. Appellant heeft in het verzet geen verklaring gegeven voor de termijnoverschrijding en stelde enkel dat de uitspraak van de Raad niet in lijn was met de feitelijke situatie.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die de eerdere uitspraak konden ondermijnen. De Raad concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op 11 januari 2013.

Uitspraak

11/5027 ZVW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 juli 2011, 11/209 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B. ] (appellant)
het College voor zorgverzekeringen (Cvz)
Datum uitspraak: 11 januari 2013
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 1 mei 2012 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 1 mei 2012 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 13 december 2012, waar partijen met voorafgaand bericht niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van Cvz van 3 december 2010 ongegrond verklaard. Bij dat besluit had Cvz het bezwaar van appellant tegen het besluit van Cvz van 7 maart 2010 niet-ontvankelijk verklaard wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding.
De uitspraak van de Raad van 1 mei 2012 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het hogerberoepschrift te laat is ingediend. De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 22 augustus 2011. Het hogerberoepschrift is gedateerd 20 augustus 2011. De enveloppe waarin het per post is bezorgd, draagt het poststempel 23 augustus 2011. Het hogerberoepschrift is op 25 augustus 2011 bij de Raad ontvangen.
In verzet heeft appellant geen verklaring gegeven voor het feit dat hij het hogerberoepschrift te laat heeft ingediend. Hij heeft slechts naar voren gebracht dat de uitspraak van de Raad van 1 mei 2012 geheel voorbij gaat aan de feitelijke zaken en die afwentelt op een discutabel al dan niet te laat ingediend bezwaarschrift.
De Raad stelt vast dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die leiden tot het oordeel dat de uitspraak van de Raad van 1 mei 2012 onjuist is. Ook overigens is van dergelijke feiten of omstandigheden niet gebleken.
Dit betekent dat het verzet ongegrond moet worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2013.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven