ECLI:NL:CRVB:2013:BY8205

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-6316 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake WAO-V

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2011. De Raad had eerder, op 16 maart 2012, het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. Appellant heeft hiertegen verzet aangetekend, stellende dat hij binnen de gestelde termijn een hogerberoepschrift heeft ingediend. Echter, hij heeft deze stelling niet met bewijsstukken onderbouwd.

De Raad heeft vastgesteld dat de laatste dag voor het indienen van het hogerberoepschrift 29 juli 2011 was. Appellant had op 14 oktober 2011 geïnformeerd naar de status van zijn hogerberoepschrift van 7 juli 2011, maar de Raad had hem op 27 januari 2012 medegedeeld dat er geen hogerberoepschrift van hem was ontvangen. Appellant heeft vervolgens een kopie van het hogerberoepschrift op 16 februari 2012 toegestuurd, maar dit was niet voldoende om zijn stelling te onderbouwen.

Tijdens de zitting op 13 december 2012 zijn partijen niet verschenen, en de Raad heeft geconcludeerd dat appellant geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de eerdere uitspraak van 16 maart 2012 zouden kunnen weerleggen. Daarom heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 januari 2013.

Uitspraak

11 / 6316 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2011, 10/725 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 11 januari 2013.
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 16 maart 2012 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 16 maart 2012 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 13 december 2012, waar partijen - het Uwv met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 16 maart 2012 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 29 juli 2011. Bij brief van 14 oktober 2011 heeft appellant bij de Raad geïnformeerd naar zijn hogerberoepschrift van 7 juli 2011. De Raad heeft appellant bij brief van 27 januari 2012 medegedeeld geen hogerberoepschrift van appellant te hebben ontvangen. Daarbij is appellant verzocht bewijs over te leggen waaruit de verzending van het hogerberoepschrift kan worden afgeleid. Appellant heeft bij brief van 16 februari 2012 een kopie van zijn hogerberoepschrift van 7 juli 2011 toegezonden.
In verzet heeft appellant aangevoerd dat hij zich niet met de uitspraak van de Raad van 16 maart 2012 kan verenigen aangezien hij binnen de gestelde termijn een hogerberoepschrift heeft ingediend. Appellant heeft dit echter niet met bewijsstukken onderbouwd. De Raad stelt daarom vast dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die leiden tot het oordeel dat de uitspraak van de Raad van 16 maart 2012 onjuist is.
Dit betekent dat het verzet ongegrond moet worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2013.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
NW