ECLI:NL:CRVB:2013:BY8198

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-574 ANW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2013 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 11 mei 2012. In die uitspraak werd het door appellante ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellante had het griffierecht op 10 april 2012 bijgeschreven, terwijl de termijn voor betaling was verstreken.

Appellante voerde in haar verzetschrift aan dat zij een familielid in Nederland had gevraagd om het griffierecht te betalen. Echter, uit de bijgevoegde stukken bleek dat de betaling op 5 april 2012 was gedaan, wat na de gestelde termijn viel. De Raad oordeelde dat er geen belemmeringen waren voor appellante om tijdig te betalen en dat zij in verzuim was.

De Centrale Raad van Beroep verklaarde het verzet ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht, € 112,-, zal door de griffier aan appellante worden terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 11 januari 2013.

Uitspraak

12/574 ANW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2011, 11/680 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
Datum uitspraak 11 januari 2013.
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 11 mei 2012 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 11 mei 2012 heeft appellante verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 13 december 2012, waar partijen niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 11 mei 2012 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 27 februari 2012 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
Het griffierecht is op 10 april 2012 bijgeschreven op de rekening van de Raad. Daarmee staat vast dat het griffierecht niet tijdig is betaald.
In het verzetschrift heeft appellante aangevoerd dat zij een familielid in Nederland heeft verzocht namens haar het griffierecht te betalen.
Uit de bij het verzetschrift gevoegde stukken blijkt dat het bedrag van het griffierecht op 5 april 2012 via GWK Travelex is overgemaakt. Dat is na het verstrijken van de gestelde termijn. Niet is gebleken van belemmeringen voor appellante om binnen de termijn voor betaling te zorgen.
Het verzet moet ongegrond worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht (€ 112,-) zal door de griffier van de Raad aan appellante worden terugbetaald.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2013.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
GdJ
III. DéCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Déclare le recours non fondé
Par conséquent, décidée par T.G.M. Simons en présence de D.W.M. Kaldenhoven en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 11 janvier 2013.