ECLI:NL:CRVB:2013:BY8115

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6398 APPA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over overschrijding bezwaartermijn in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft appellante beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, waarin haar bezwaar tegen de duur van haar APPA-uitkering niet-ontvankelijk werd verklaard vanwege een overschrijding van de bezwaartermijn. Appellante, die van 20 juli 1999 tot 14 juli 2009 lid was van [E.], had op 21 juli 2009 een uitkering op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (APPA) toegekend gekregen. Ze maakte bezwaar tegen de duur van deze uitkering, omdat zij meende recht te hebben op een uitkering tot haar 65e jaar. De minister verklaarde het bezwaar echter niet-ontvankelijk, omdat appellante de bezwaartermijn van zes weken had overschreden, zoals voorgeschreven in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Appellante voerde aan dat zij door ziekte, na een vakantie in [C.], niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. Ze had hevige nekpijn en koorts, werd opgenomen in het ziekenhuis en onderging een operatie. De Raad overwoog dat, hoewel appellante ziek was, niet voldoende was aangetoond dat zij gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat was om bezwaar te maken. De Raad stelde vast dat er nog voldoende tijd was om een voorlopig bezwaarschrift in te dienen, zelfs na haar terugkeer uit het buitenland.

De Centrale Raad van Beroep verklaarde het beroep ongegrond, omdat appellante niet had aangetoond dat de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar was. De Raad kwam niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak, aangezien de niet-ontvankelijkheid van het beroep al vaststond. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 10 januari 2013.

Uitspraak

10/6398 APPA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
In het geding tussen:
Partijen:
[A. te B. ] (appellante)
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (minister)
Datum uitspraak 10 januari 2013
PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van 23 september 2010, kenmerk 79350185 (bestreden besluit).
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 29 november 2012, waar appellante is verschenen en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door J.A. van Rooijen.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellante is van 20 juli 1999 tot 14 juli 2009 lid geweest van [E.]. Bij besluit van de minister van 21 juli 2009 is aan appellante een uitkering op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (APPA) toegekend over de periode vanaf 14 juli 2009 tot 14 juli 2015.
1.2. Appellante heeft op 9 september 2009 bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Hierbij heeft zij aangevoerd dat zij zich niet kan verenigen met de duur van de uitkering. Zij is van mening dat ze in principe aanspraak heeft op een APPA-uitkering tot haar 65e jaar.
1.3. Bij het bestreden besluit heeft de minster het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard op grond van niet verschoonbare overschrijding van de in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorgeschreven bezwaartermijn van zes weken.
2. Naar aanleiding van hetgeen in beroep naar voren is gebracht overweegt de Raad als volgt.
2.1. Appellante heeft aangevoerd dat zij vanaf 5 juli 2009 tot 10 augustus 2009 met vakantie is geweest in [C.], waar haar echtgenoot werkzaamheden verrichtte. Op 10 augustus 2009 keerde zij ziek terug in Nederland (zij had hevige nekpijn en koorts) en heeft ze zich meteen onder medische behandeling gesteld. Op 26 augustus 2009 volgde een ziekenhuisopname en op 28 augustus 2009 is appellante geopereerd. Zij had een infectie in één van haar bovenste nekwervels. Op 4 september 2009 is zij uit het ziekenhuis ontslagen, waarna ze thuis verder tot eind oktober 2009 is behandeld met antibiotica. In deze omstandigheden had de minister volgens appellante aanleiding moeten vinden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Verder heeft appellante inhoudelijke beroepsgronden ingediend.
2.2. De minister heeft aangevoerd dat appellante binnen de bezwaartermijn van zes weken een voorlopig bezwaarschrift op nader aan te voeren gronden had kunnen (laten) indienen. In de medische toestand van appellante heeft verweerder geen aanleiding gevonden om aan te nemen dat appellante gedurende de gehele termijn van zes weken buiten staat is geweest tijdig bezwaar te (laten) instellen.
3.1. De Raad stelt vast dat appellante de bezwaartermijn heeft overschreden. In artikel 6:11 van de Awb is bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de bezwaartermijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Hoewel duidelijk is dat appellante behoorlijk ziek uit [C.] is teruggekomen, neemt dit niet weg dat onvoldoende is gebleken dat zij als gevolg daarvan buiten staat is geweest om tijdig bezwaar te maken, al dan niet door inschakeling van derden en eventueel onder voorbehoud van het aanvoeren van gronden. De periode tussen de terugkeer van appellante in Nederland en haar opname in het ziekenhuis was nog ruim twee weken en de echtgenoot van appellante keerde terug op 28 augustus 2009, de dag van haar operatie. Ook toen was er nog gelegenheid om tijdig (voorlopig) bezwaar te maken.
3.2. Gezien het vorenstaande dient het beroep van appellante ongegrond te worden verklaard en komt de Raad niet toe aan de inhoudelijke kant van het geding.
3.3. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en G.L.M.J. Stevens als leden, in tegenwoordigheid van V.C. Hartkamp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2013.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) V.C. Hartkamp