ECLI:NL:CRVB:2013:BY7862

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-2496 ANW -V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake sociale verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 januari 2013 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 29 juni 2012. De Raad had in die eerdere uitspraak het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. Appellant stelde dat hij de aangevallen uitspraak pas op 9 april 2012 had ontvangen en dat hij diezelfde dag nog hoger beroep had ingesteld. De Raad heeft vastgesteld dat zowel de aangevallen uitspraak als het hogerberoepschrift met aanzienlijke vertraging zijn bezorgd. Hierdoor kon de termijnoverschrijding appellant redelijkerwijs niet worden verweten. De Raad verklaarde het verzet gegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 29 juni 2012 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 januari 2013.

Uitspraak

12/2496 ANW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 februari 2012, 11/3400 AOW (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B. ] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
Datum uitspraak: 4 januari 2013
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 29 juni 2012 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 29 juni 2012 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 13 december 2012, waar partijen niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 29 juni 2012 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De aangevallen uitspraak is op 2 maart 2012 aangetekend verzonden. Blijkens het poststempel op de enveloppe is het hogerberoepschrift op 9 april 2012 aangetekend verzonden. Het is op 2 mei 2012 bij de Raad ontvangen. Het hogerberoepschrift is daarmee wel binnen de termijn ter post bezorgd, maar later dan een week na afloop van de termijn ontvangen. Het is daarom niet tijdig ingediend.
In verzet heeft appellant aangevoerd dat de aangevallen uitspraak hem pas op 9 april 2012 heeft bereikt en dat hij diezelfde dag nog hoger beroep heeft ingesteld.
De Raad acht niet onaannemelijk dat zowel de aangevallen uitspraak als het hogerberoepschrift met aanzienlijke vertraging is bezorgd. In die omstandigheden kan de termijnoverschrijding appellant redelijkerwijs niet worden verweten.
De Raad zal daarom het verzet gegrond verklaren.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 29 juni 2012 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Van kosten waarop een veroordeling in de proceskosten van het verzet betrekking kan hebben, is niet gebleken.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 januari 201
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Déclare le recours fondé
Par conséquent, décidée par T.G.M. Simons en présence de D.W.M. Kaldenhoven en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 4 janvier 2013.