ECLI:NL:CRVB:2013:998

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 juli 2013
Publicatiedatum
16 juli 2013
Zaaknummer
11-6599 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening en uitzichtloze financiële situatie

In deze zaak gaat het om de aanvraag van appellanten voor bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening, na ontruiming van hun woning in Norg. Appellanten hebben op 28 september 2010 bijzondere bijstand aangevraagd voor de inrichtingskosten van hun nieuwe woning in Nieuw-Weerdinge, waarbij zij aangaven een schuld van ongeveer € 2.000,- te hebben. Het college van burgemeester en wethouders van Emmen heeft op 22 november 2010 een bedrag van € 345,- toegekend in de vorm van een geldlening, die in maandelijkse termijnen moest worden terugbetaald. Appellanten maakten bezwaar tegen dit besluit, omdat zij van mening waren dat zij recht hadden op bijstand om niet, gezien hun financiële situatie.

Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard, met de onderbouwing dat bijstand voor duurzame gebruiksgoederen alleen in bijzondere omstandigheden om niet wordt verleend. De rechtbank Assen heeft het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat hen heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan. In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat zij ten onrechte uit hun woning zijn gezet, wat heeft geleid tot hun schulden.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 16 juli 2013 geoordeeld dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de bijstand om niet wordt verstrekt. Het enkele bestaan van schulden is niet voldoende om te concluderen dat er sprake is van een uitzichtloze financiële situatie. De Raad bevestigt dat het college in overeenstemming heeft gehandeld met zijn beleid en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen, omdat het beroep tegen het bestreden besluit niet gegrond is verklaard.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/6599 WWB, 11/6735 WWB
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van
27 oktober 2011, 11/86 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant]en [Appellante]te [woonplaats](appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Emmen (college)
PROCESVERLOOP
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld.
Appellanten hebben nadere stukken ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellanten hebben nogmaals nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2013. Appellanten zijn, daartoe opgeroepen, verschenen. Het college, eveneens opgeroepen, heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Bethlehem.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Na ontruiming van hun woning in Norg zijn appellanten verhuisd naar [plaatsnaam] gemeente Emmen. Zij hebben op 28 september 2010 bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) aangevraagd voor onder meer de inrichtingskosten van hun woning in Nieuw-Weerdinge. In deze aanvraag hebben zij vermeld dat hun schuld ongeveer € 2.000,- bedroeg.
1.2.
Bij besluit van 22 november 2010, voor zover van belang, heeft het college bijzondere bijstand voor kosten van inrichting toegekend voor een bedrag van € 345,- in de vorm van een geldlening. Dit bedrag dienen appellanten af te lossen in maandelijkse termijnen van € 25,-, ingaande per 1 december 2010. Appellanten hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt voor zover de bijstand is verleend in de vorm van een geldlening.
1.3.
Bij besluit van 13 januari 2011 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellanten ongegrond verklaard. Aan dit besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat bijstand voor duurzame gebruiksgoederen alleen in bijzondere omstandigheden om niet wordt verleend. Het hebben van schulden vormt niet een dergelijke bijzondere omstandigheid.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank aan appellanten mogen tegenwerpen dat zij blijkens correspondentie met de woningbouwvereniging uit hun woning zijn gezet doordat zij de woning niet in de oorspronkelijke staat hebben gebracht. Dat appellanten daardoor kosten hebben gemaakt en dat schulden zijn ontstaan, vormt geen bijzondere omstandigheid in de zin van het beleid van het college.
3.
In hoger beroep hebben appellanten zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij voeren aan dat zij ten onrechte uit hun woning in Norg zijn gezet. Daardoor zijn schulden ontstaan.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Niet in geschil is dat het hier bijstand voor duurzame gebruiksgoederen betreft. Tussen partijen is in geschil of het college in de omstandigheden van appellanten aanleiding had moeten zien de toegekende bijzondere bijstand om niet te verstrekken in plaats van in de vorm van een geldlening.
4.2.
Op grond van artikel 48, eerste lid, van de WWB wordt de bijstand om niet verleend, tenzij in deze wet anders is bepaald. In artikel 51, eerste lid, van de WWB is bepaald dat bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen kan worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht, dan wel in de vorm van een bedrag om niet. Het college voert voor duurzame gebruiksgoederen het beleid dat bijzondere bijstand steeds wordt verstrekt in de vorm van een geldlening en dat slechts in geval van bijzondere omstandigheden de bijstand om niet wordt verstrekt. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer betrokkene buiten eigen toedoen in een uitzichtloze financiële situatie is gekomen. Ook wordt bijstand om niet verleend, indien betrokkene is opgenomen in een schuldsaneringsregeling voor natuurlijke personen. Iemand in schuldsanering mag immers geen nieuwe schulden maken.
4.3.
Uit de stukken blijkt niet van een uitzichtloze financiële situatie van appellanten ten tijde van de aanvraag. Het enkele bestaan van schulden merkt het college terecht niet als zodanig aan. Ook zijn appellanten niet opgenomen in een schuldsaneringsregeling. Appellanten hebben dus niet aannemelijk gemaakt dat bijzondere omstandigheden bestaan als onder 4.2 bedoeld. Het college heeft daarom gehandeld in overeenstemming met zijn beleid ter zake van bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen.
4.4.
In de door appellanten genoemde conflicten in hun oude woonomgeving, die hebben geleid tot aangiften bij de politie en in de gedwongen verhuizing, zijn geen bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht gelegen op grond waarvan het college van dit beleid had moeten afwijken. Dit geldt ook voor het door appellanten gestelde machtsmisbruik van gemeente, politie en woningbouwvereniging. Het beleid, zoals onder 4.2 weergegeven, ziet immers op de financiële situatie van belanghebbenden en niet op de oorzaak van de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd.
4.5.
Appellanten hebben voorts aangevoerd dat het college niet bevoegd was om tot invordering over te gaan, nu nog niet definitief was beslist op hun (hoger) beroep. Appellanten doelen hierbij op een besluit van 15 september 2011, waarbij het bedrag van
€ 345,- ineens wordt ingevorderd. Dit betoog faalt, aangezien beroep en hoger beroep geen schorsende werking hebben ten aanzien van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit.
4.6.
Uit 4.4 en 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking. Het verzoek om toekenning van vergoeding van schade komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu het beroep tegen het bestreden besluit niet gegrond verklaard wordt.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van T.A. Meijering als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2013.
(getekend) O.L.H.W.I. Korte
(getekend) T.A. Meijering

IJ