ECLI:NL:CRVB:2013:974

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
12 juli 2013
Zaaknummer
13-289 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft verzoeker, woonachtig in Duitsland, verzocht om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 7 december 2012. Dit verzoek is behandeld tijdens een zitting op 31 mei 2013, waarbij verzoeker in persoon aanwezig was en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vertegenwoordigd werd door mr. P.C.P. Veldman. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat herziening van een onherroepelijke uitspraak alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. Verzoeker heeft echter geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die aan deze voorwaarden voldoen. De argumenten die verzoeker aanvoert over de medische beperkingen en de uitkeringssituatie van zijn tweelingbroer waren al eerder bekend en hadden in de eerdere procedure naar voren gebracht kunnen worden. De Raad benadrukt dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of om de juistheid van de eerdere uitspraak te betwisten. Gezien deze overwegingen heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek om herziening afgewezen. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 12 juli 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
13/289 WAO
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 7 december 2012, 10/6869
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats], Duitsland (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 7 december 2012.
Het Uwv heeft hierop een reactie gegeven.
Het verzoek is behandeld ter zitting van de Raad van 31 mei 2013. Verzoeker is daar in persoon verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.P. Veldman.

OVERWEGINGEN

1.
Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.1.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van
7 december 2012 geen feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb. Wat verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek om herziening heeft opgemerkt over de medische beperkingen en de uitkeringssituatie van zijn tweelingbroer, had verzoeker al naar voren kunnen brengen in de procedure die vooraf is gegaan aan de uitspraak van de Raad van 7 december 2012. Indien wat verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek om herziening heeft aangevoerd eerder bij de Raad bekend was geweest, zou dit bovendien niet hebben kunnen leiden tot een andere uitspraak. In het Nederlandse stelsel hangt het arbeidsongeschiktheidspercentage en de hoogte van een arbeidsongeschiktheidsuitkering namelijk niet alleen af van de medische beperkingen en de duur van het arbeidsverleden van betrokkenen.
2.2.
Het is vaste rechtspraak dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb, een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen.
2.3.
Gelet op punt 2.1 en punt 2.2 dient het verzoek om herziening derhalve te worden afgewezen.
3.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2013.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) Z. Karekezi

CVG