ECLI:NL:CRVB:2013:967

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
12 juli 2013
Zaaknummer
11-1690 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op loongerelateerde WGA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid na motorongeval

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over het recht op een loongerelateerde WGA-uitkering voor appellante, die als gevolg van een motorongeval op 11 mei 2007 arbeidsongeschikt was geraakt. De Raad heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om aan te nemen dat de beperkingen van appellante zijn onderschat. Appellante had onvoldoende objectieve medische gegevens overgelegd die haar claims over pijn- en vermoeidheidsklachten konden onderbouwen. De Raad verwijst naar eerdere besluiten van het Uwv, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante op 50,33% was vastgesteld, maar waarbij het Uwv uiteindelijk concludeerde dat appellante niet recht had op de WGA-uitkering omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad heeft de ingebrachte medische informatie in hoger beroep beoordeeld, waaronder rapporten van verschillende specialisten, maar kwam tot de conclusie dat deze informatie niet leidde tot een ander oordeel. De Raad heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/1690 WIA
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van
2 februari 2011, 10/3543 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Aan het geding heeft voorts als partij deelgenomen [naam werkgeefster] gevestigd te [vestigingsplaats] (werkgeefster).
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. S.J.W.C. Lipman, werkzaam bij DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V., hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere medische informatie ingebracht.
In reactie op deze stukken heeft het Uwv een rapport van 26 oktober 2012 van de bezwaarverzekeringsarts overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2013. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Lipman. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. G. Vermeijden. Werkgeefster is, zoals tevoren schriftelijk was bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1. Voor een uitvoerige weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.2. Appellante is op 14 mei 2007 voor haar werkzaamheden als medewerkster centraal serviceteam uitgevallen met klachten als gevolg van een haar op 11 mei 2007 overkomen motorongeval.
1.3. Bij besluit van 12 februari 2010 heeft het Uwv aan appellante meegedeeld dat voor haar met ingang van 21 september 2009 recht is ontstaan op een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De mate van arbeidsongeschiktheid van appellante is daarbij vastgesteld op 50,33%.
1.4. Appellante heeft tegen het besluit van 12 februari 2010 bezwaar gemaakt en daarbij aangevoerd dat er onvoldoende rekening gehouden is met haar klachten.
1.5. Op verzoek van de bezwaarverzekeringsarts L.T.M. Lenders hebben een neuropsychologisch onderzoek door F.H.C. Horst, GZ-psycholoog in opleiding tot specialist, en een psychiatrische expertise door J.H.M. van Laarhoven, psychiater, plaatsgevonden. Naar aanleiding van de conclusies uit deze onderzoeken heeft de bezwaarverzekeringsarts bij rapport van 25 augustus 2010 vastgesteld dat bij appellante geen sprake is van beperkingen ten aanzien van loonvormende arbeid waardoor zij normaal belastbaar is. In overeenstemming met dit rapport heeft het Uwv bij besluit van 21 september 2010 (bestreden besluit) het bezwaar van appellante gegrond verklaard en vastgesteld dat met ingang van
21 september 2009 geen recht bestaat op de WGA-uitkering op de grond dat de mate van appellantes arbeidsongeschiktheid minder is dan 35%. In verband met het verbod op reformatio in peius, heeft het Uwv appellante met ingang van 21 september 2009 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het betreden besluit ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Samengevat heeft de rechtbank overwogen dat er een zorgvuldig medisch onderzoek heeft plaatsgevonden door de bezwaarverzekeringsarts. Bij de heroverweging heeft de
bezwaarverzekeringsarts informatie van de huisarts betrokken alsmede de resultaten van het op zijn verzoek uitgevoerde neuropsychologische onderzoek en psychiatrische expertise. De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts. Uit de door appellante overgelegde informatie blijkt onvoldoende dat er sprake is van beperkingen voortvloeiend uit ziekte of gebrek. De afgegeven WSW-indicatie noopt niet tot een ander standpunt aangezien het daarvoor geldende beoordelingskader wezenlijk verschilt van dat van de onderhavige arbeidsongeschiktheidsbeoordeling.
3.
In hoger beroep heeft appellante staande gehouden dat onvoldoende rekening is gehouden met haar beperkingen. Zij wijst op haar persisterende whiplashklachten als gevolg van het motorongeval op 11 mei 2007. Zij heeft nek- en hoofdpijnklachten, concentratie- en geheugenproblemen alsmede psychische klachten, die haar dagelijks leven beïnvloeden. Zij heeft diverse multidisciplinaire behandelingen gehad, die haar klachten niet hebben doen verminderen. Ook is zij onder behandeling bij de pijnpoli, speciaal gericht op whiplashklachten. Appellante heeft tot 1 april 2010 geprobeerd twaalf uur per week te werken in een aangepaste functie. Uitbreiding van deze uren leidt tot toeneming van klachten waardoor zij volledig uitgeput raakt en niet meer sociaal kan functioneren. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante medische informatie overgelegd, waaronder een rapport van 23 april 2012 van H.M.Th. Offermans, verzekeringsarts. Deze is van mening dat de pijn- en vermoeidheidsklachten door appellante altijd consistent naar voren zijn gebracht, waarna behandelingen door diverse specialisten is gevolgd. Offermans wijst op het door appellante overgelegde onderzoeksrapport van 22 februari 2011 van E.J.T. Matser, klinisch neuropsycholoog. Hoewel Matser geen ernstige cognitieve stoornissen kon constateren, werd geconstateerd dat de (fronto-temporale) functietaken in dit onderzoek op een laag niveau werden uitgevoerd. Matser zag, anders dan GZ-psycholoog Horst, geen aanwijzingen voor onderpresteren. Matser heeft aangegeven dat de hoofdpijn- en vermoeidheidsklachten passen bij een postcommotioneel syndroom. Offermans wijst er op dat de (aangegeven) pijn- en vermoeidheidsklachten dit lage niveau en traagheid kunnen verklaren. Deze bevindingen staan in schril contrast met die van het in de bezwaarfase uitgevoerde neuropsychologische onderzoek, waarbij GZ-psycholoog F.H.C. Horst geen functiestoornissen heeft kunnen objectiveren.
4.
De Raad komt tot een volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze is verricht en dat er geen reden is om tot het oordeel te komen dat de beperkingen van appellante zijn onderschat. De in hoger beroep overgelegde medische informatie, waaronder het rapport van Offermans, leidt niet tot een ander oordeel. In het rapport van 26 oktober 2012 heeft de bezwaarverzekeringsarts E.J.M. van Paridon gemotiveerd geconcludeerd waarom de door appellante in hoger beroep ingebrachte gegevens, waaronder voornoemd rapport van verzekeringsarts Offermans, niet leiden tot een wijziging van het standpunt van het Uwv. De bezwaarverzekeringsarts heeft er op gewezen dat GZ-psycholoog Horst, in tegenstelling tot neuropsycholoog Matser, bij zijn onderzoek specifieke testen heeft gehanteerd om de validiteit van de testresultaten te waarderen. De Raad schaart zich achter dit rapport van de bezwaarverzekeringsarts en voegt hier aan toe dat neuropsycholoog Matser de resultaten van zijn onderzoekstesten, zoals Horst heeft gedaan, niet heeft gecontroleerd op validiteit. Daarnaast heeft psychiater Van Laarhoven, op basis van de resultaten van het onderzoek door Horst, aangevuld met eigen onderzoek, waarbij hij uitvoerig anamnese heeft afgenomen en de behandelgeschiedenis van appellante heeft bestudeerd, inzichtelijk geconcludeerd dat er noch een persoonlijkheidsstoornis noch een psychiatrische stoornis te duiden is. De bezwaarverzekeringsarts heeft bij rapporten van 25 augustus 2010, 18 januari 2011 en het hiervoor vermelde rapport van 26 oktober 2012, voldoende gemotiveerd waarom appellante niet als verminderd belastbaar kan worden beschouwd in het kader van de onderhavige arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. Hiertegenover heeft appellante onvoldoende, objectief medische gegevens overgelegd waaruit blijkt dat appellante ten gevolge van haar pijn- en vermoeidheidsklachten daadwerkelijk beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek.
4.2. Uit hetgeen is overwogen in 4.1 volgt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Het verzoek om schadevergoeding zal worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en C.C.W. Lange en E.J. Govaers als leden, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2013.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) K.E. Haan

TM