ECLI:NL:CRVB:2013:904
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van verblijfplaats
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) door het college van burgemeester en wethouders van Groningen. Appellante ontving sinds 9 april 2010 bijstand, maar er ontstond onduidelijkheid over haar verblijfplaats. Het college heeft de bijstand over de periode van 2 december 2010 tot en met 28 februari 2011 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, omdat appellante haar inlichtingenverplichting niet was nagekomen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat het college ten onrechte de bijstand heeft ingetrokken. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college voldoende bewijs had om aan te nemen dat appellante niet op het uitkeringsadres woonde. De Raad heeft vastgesteld dat appellante per 2 december 2010 in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) was ingeschreven op een onbekend adres en dat het college op de GBA-gegevens mocht afgaan. Appellante heeft niet met controleerbare gegevens aangetoond dat de GBA-gegevens onjuist waren.
De Raad heeft geconcludeerd dat het college de bijstand terecht heeft ingetrokken en de terugvordering gerechtvaardigd was. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.