ECLI:NL:CRVB:2013:903
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking bijstandsverlening op basis van vermogensgrens en kentekenbewijs
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant, A. te B., ontving sinds 11 december 2002 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). In 2010 meldde hij de aankoop van een auto voor € 4.500, maar het bleek dat deze auto niet meer op zijn naam stond en dat hij een andere auto, een Mercedes, op zijn naam had staan met een geschatte waarde van € 12.000. Het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage heeft daarop de bijstand van appellant opgeschort en later ingetrokken, omdat de waarde van de Mercedes de vermogensgrens overschreed.
Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat hij feitelijk niet over de Mercedes beschikte, omdat deze auto op verzoek van een kennis, C., was aangeschaft. C. zou de auto naar Afrika willen verschepen en had appellant hiervoor het benodigde geld verstrekt. De Raad heeft echter geoordeeld dat het kentekenbewijs op naam van appellant de veronderstelling rechtvaardigt dat hij over de auto beschikte. Appellant is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hij niet over de Mercedes kon beschikken, aangezien de bewijsstukken die hij heeft overgelegd onvoldoende waren om zijn stelling te onderbouwen.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan op 9 juli 2013.