ECLI:NL:CRVB:2013:899
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om kwijtschelding van openstaande vordering op basis van het Nieuw Debiteurenbeleid WWB
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Maastricht. Appellante, A. te B., had verzocht om kwijtschelding van het restant van een openstaande vordering die zij sinds maart 1997 aflost via inhouding op haar bijstandsuitkering. Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft dit verzoek afgewezen, omdat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van het kwijtscheldingsbeleid, zoals vastgelegd in het Nieuw Debiteurenbeleid WWB c.a. 2008. Appellante had niet minimaal de helft van de vordering afgelost, wat een vereiste is voor kwijtschelding.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante in totaal € 2.868,58 heeft afgelost op een hoofdsom van € 12.902,99, wat niet voldoet aan de eis van minimaal 50% aflossing. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het college in de periode van 11 november 2006 tot 11 september 2010 andere vorderingen met voorrang heeft afgelost, waardoor zij in haar mogelijkheden voor kwijtschelding is geschaad. De Raad oordeelt echter dat deze omstandigheden geen bijzondere reden vormen om af te wijken van de beleidsregel.
Daarnaast heeft appellante gesteld dat de toepassing van de beleidsregel leidt tot een schrijnende situatie, maar ook dit argument werd door de Raad verworpen. De Raad concludeert dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor kwijtschelding en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.