In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een WIA-uitkering aan appellant, die wegens psychische en fysieke klachten niet in staat werd geacht om te werken. Appellant, een voormalig internationaal vrachtwagenchauffeur, was op 24 november 2008 uitgevallen door psychische klachten en had daarnaast fysieke klachten aan zijn linkerbeen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 22 november 2010 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd door de rechtbank Arnhem in een eerdere uitspraak bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld. Appellant handhaafde zijn stelling dat de vastgestelde belastbaarheid niet overeenkwam met zijn gezondheidsproblemen, zowel op fysiek als psychisch gebied. De Raad oordeelde dat de medische onderzoeken door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig waren uitgevoerd en dat er geen aanknopingspunten waren om de conclusies van deze artsen te betwijfelen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen reden was om af te wijken van het oordeel van de verzekeringsartsen.
De Raad benadrukte dat, hoewel appellant meende dat zijn gezondheidssituatie na de datum in geding was verslechterd, hij zich hiervoor tot het Uwv kon wenden voor een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van appellant af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar gedaan.