ECLI:NL:CRVB:2013:874

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 juli 2013
Publicatiedatum
5 juli 2013
Zaaknummer
12-5972 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring wegens niet tijdige betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2013 uitspraak gedaan over het verzet van een appellant tegen een eerdere niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep. De niet-ontvankelijkverklaring was gebaseerd op het feit dat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. De Raad had eerder, op 19 maart 2013, geoordeeld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken was bijgeschreven op de rekening van de Raad of ter griffie was gestort. De appellant had verzet aangetekend, waarbij hij aanvoerde dat de Raad hem had moeten toestaan om bijzondere bijstand aan te vragen voor de kosten van het griffierecht. Hij stelde dat het bedrag van het griffierecht voor iemand met een bijstandsuitkering te hoog was en dat dit het recht op toegang tot de rechter onaanvaardbaar beperkte.

Tijdens de zitting op 27 mei 2013 waren de partijen niet verschenen, met uitzondering van de appellant. De Raad overwoog dat de appellant pas in verzet had aangegeven dat hij bijzondere bijstand wilde aanvragen, en dat dit niet binnen de gestelde termijn was gebeurd. De Raad concludeerde dat er geen grond was om te oordelen dat de appellant redelijkerwijs niet in verzuim was geweest. De Raad benadrukte dat indien een indiener van een beroepschrift binnen de termijn een beroep op betalingsonmacht doet, hij in de gelegenheid wordt gesteld om bijzondere bijstand aan te vragen. In dit geval was er echter geen tijdig beroep op betalingsonmacht gedaan.

De Raad verklaarde het verzet ongegrond en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 5 juli 2013.

Uitspraak

12/5972 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 16 oktober 2012, 11/1226 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Staat der Nederlanden (de Minister van Veiligheid en Justitie) (Staat)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 19 maart 2013 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 19 maart 2013 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 27 mei 2013, waar partijen
- de Staat met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 19 maart 2013 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 3 januari 2013 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het griffierecht niet is betaald.
In het verzetschrift heeft appellant aangevoerd dat het op de weg van de Raad had gelegen hem in de gelegenheid te stellen een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht in te dienen. Verder heeft appellant betoogd dat het bedrag van het griffierecht voor iemand met een bijstandsuitkering te hoog is, zodat het recht op toegang tot de rechter onaanvaardbaar wordt beperkt. Niet-ontvankelijkverklaring acht appellant ook disproportioneel.
De Raad ziet hierin geen grond voor het oordeel dat appellant redelijkerwijs niet in verzuim is geweest. Appellant heeft pas in verzet, en dus niet binnen de in de brief van 3 januari 2013 voor de betaling van het griffierecht gestelde termijn, aangegeven dat hij bijzondere bijstand wilde aanvragen. Indien een indiener van een (hoger)beroepschrift binnen de gestelde termijn een beroep op betalingsonmacht doet, stelt de Raad hem volgens zijn vaste rechtspraak in de gelegenheid een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van griffierecht in te dienen. Van een tijdig beroep op betalingsonmacht is in dit geval echter geen sprake geweest. Evenmin heeft appellant binnen de gestelde termijn om uitstel van betaling verzocht of zich anderszins tot de Raad gewend. Er is geen rechtsregel die de bestuursrechter verplicht een betrokkene ambtshalve in de gelegenheid te stellen een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht in te dienen. Wat appellant voor het overige heeft betoogd treft reeds geen doel omdat hij zich niet binnen de gestelde termijn tot de Raad heeft gewend.
Het verzet moet ongegrond worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2013.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
eh