ECLI:NL:CRVB:2013:871
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring wegens niet tijdige betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2013 uitspraak gedaan over het verzet van een appellant tegen een eerdere niet-ontvankelijkverklaring. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen, maar zijn beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. De appellant heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing, maar op de zitting van 27 mei 2013 zijn beide partijen niet verschenen.
De Raad overwoog dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken was bijgeschreven op de rekening van de Raad, en dat de appellant niet tijdig had aangegeven dat hij bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht wilde aanvragen. De Raad stelde vast dat er geen reden was om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim was geweest, aangezien hij pas in verzet aangaf dat hij bijzondere bijstand wilde aanvragen, en dit niet binnen de gestelde termijn deed.
De Raad concludeerde dat er geen rechtsregel bestaat die de bestuursrechter verplicht om een betrokkene ambtshalve in de gelegenheid te stellen een aanvraag om bijzondere bijstand in te dienen. De argumenten van de appellant werden verworpen, en het verzet werd ongegrond verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 juli 2013.