ECLI:NL:CRVB:2013:868
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2013 uitspraak gedaan in het verzet van appellante, M. Ercelik, tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar hoger beroep. De niet-ontvankelijk verklaring was eerder uitgesproken op 6 maart 2013, omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. De Raad had vastgesteld dat de betaling niet binnen de gestelde termijn van vier weken na de aangetekende brief van 13 december 2012 was ontvangen. Appellante stelde dat zij geen nota of aangetekende brief had ontvangen en dat deze mogelijk naar een verkeerd adres waren verzonden. Echter, de Raad vond geen grond voor deze bewering, aangezien de brieven niet retour waren ontvangen en volgens PostNL op 14 december 2012 waren afgeleverd op het adres van appellante.
De Raad oordeelde dat appellante zelf verantwoordelijk was voor het informeren van haar gemachtigde over de ontvangen correspondentie met betrekking tot het griffierecht. Ondanks dat de gemachtigde op 27 december 2012 was gemachtigd, had appellante nagelaten om hem te informeren over de eerder ontvangen brieven. De Raad concludeerde dat appellante in verzuim was en dat het verzet ongegrond moest worden verklaard. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de verantwoordelijkheid van appellanten om hun gemachtigden adequaat te informeren over relevante correspondentie. De Centrale Raad van Beroep heeft de beslissing om het verzet ongegrond te verklaren bevestigd.