ECLI:NL:CRVB:2013:868

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 juli 2013
Publicatiedatum
5 juli 2013
Zaaknummer
12-5369 ZW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2013 uitspraak gedaan in het verzet van appellante, M. Ercelik, tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar hoger beroep. De niet-ontvankelijk verklaring was eerder uitgesproken op 6 maart 2013, omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. De Raad had vastgesteld dat de betaling niet binnen de gestelde termijn van vier weken na de aangetekende brief van 13 december 2012 was ontvangen. Appellante stelde dat zij geen nota of aangetekende brief had ontvangen en dat deze mogelijk naar een verkeerd adres waren verzonden. Echter, de Raad vond geen grond voor deze bewering, aangezien de brieven niet retour waren ontvangen en volgens PostNL op 14 december 2012 waren afgeleverd op het adres van appellante.

De Raad oordeelde dat appellante zelf verantwoordelijk was voor het informeren van haar gemachtigde over de ontvangen correspondentie met betrekking tot het griffierecht. Ondanks dat de gemachtigde op 27 december 2012 was gemachtigd, had appellante nagelaten om hem te informeren over de eerder ontvangen brieven. De Raad concludeerde dat appellante in verzuim was en dat het verzet ongegrond moest worden verklaard. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de verantwoordelijkheid van appellanten om hun gemachtigden adequaat te informeren over relevante correspondentie. De Centrale Raad van Beroep heeft de beslissing om het verzet ongegrond te verklaren bevestigd.

Uitspraak

12/5369 ZW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 augustus 2012, 11/2623 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats](appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 6 maart 2013 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 6 maart 2013 heeft M. Ercelik namens appellante verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 27 mei 2013, waar partijen - het Uwv met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 6 maart 2013 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 13 december 2012 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In de financiële administratie van de Raad is geen door of namens appellante gedane betaling aangetroffen.
In het verzetschrift heeft de gemachtigde van appellante verklaard dat hij geen nota of aangetekende brief heeft ontvangen en dat deze brieven mogelijk aan een verkeerd adres zijn verzonden. De gemachtigde heeft daarbij aangegeven dat appellante hem op 27 december 2012 heeft gemachtigd.
De Raad ziet hierin geen grond voor het oordeel dat (de gemachtigde van) appellante niet kan worden verweten dat het griffierecht niet is betaald. Appellante heeft zelf hoger beroep ingesteld. De nota van 6 november 2012 en de aangetekend verzonden brief van 13 december 2012 zijn - dus - naar het adres van appellante verzonden. Deze brieven zijn bij de Raad niet retour ontvangen. Blijkens informatie van PostNL is de brief van 13 december 2012 op
14 december 2012 afgeleverd op het adres van appellante. Op 27 december 2012 heeft
M. Ercelik zich als gemachtigde van appellante gesteld en de gronden van het hoger beroep ingediend. De Raad is van oordeel dat het op de weg van appellante had gelegen haar gemachtigde te informeren over de door haar ontvangen brieven met betrekking tot het griffierecht. Appellante heeft haar gemachtigde er kennelijk wel over geïnformeerd dat de gronden van het hoger beroep voor 28 december 2012 moesten zijn ingediend.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2013.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
GdJ