ECLI:NL:CRVB:2013:859
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- R. Kooper
- G.F. Walgemoed
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1939 in het voormalig Nederlands-Indië, een verzoek om herziening ingediend tegen een besluit van de Pensioen en Uitkeringsraad (verweerder) dat zijn eerdere aanvragen om toekenning op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) had afgewezen. Het verzoek om herziening is ingediend na eerdere afwijzingen in 2002 en 2006, waarbij verweerder had geconcludeerd dat appellant zelf geen vervolging had ondergaan, maar dat zijn vader als gevolg van vervolging was omgekomen. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 4 juli 2013 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van appellant ongegrond werd verklaard.
De Raad overwoog dat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden. De psychische klachten van appellant werden door verschillende geneeskundig adviseurs als niet gerelateerd aan het overlijden van zijn vader beoordeeld. De Raad benadrukte dat de beoordeling van de gevolgen van traumatische ervaringen per individu kan verschillen en dat de medische beoordeling van de gevolgen voor iedere aanvrager afzonderlijk moet worden gemaakt. Appellant had ook aangevoerd dat zijn zuster, die dezelfde ervaringen had meegemaakt, wel met de vervolgde was gelijkgesteld, maar de Raad oordeelde dat dit niet in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, aangezien de reacties op trauma's per persoon kunnen verschillen.
De uitspraak concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en G.F. Walgemoed als leden, in aanwezigheid van griffier J.T.P. Pot.