ECLI:NL:CRVB:2013:858

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 juli 2013
Publicatiedatum
4 juli 2013
Zaaknummer
11-7206 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om vergoeding van kosten voor keuring en parkeerontheffing door burger-oorlogsslachtoffer

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juli 2013 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant, erkend als burger-oorlogsslachtoffer, en de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. De appellant had een aanvraag ingediend voor vergoeding van kosten van een keuring en de aanschaf van een parkeerkaart en een algemene parkeerontheffing voor geheel Nederland. De aanvraag werd afgewezen door verweerder, die zich baseerde op het ontbreken van medische noodzaak voor de gevraagde voorzieningen. De Raad heeft het bestreden besluit beoordeeld en geconcludeerd dat de afwijzing deugdelijk was voorbereid en gemotiveerd. De medische adviezen, die zijn opgesteld op basis van de beschikbare gegevens van verschillende specialisten, gaven aan dat de klachten van de appellant niet in verband konden worden gebracht met zijn oorlogsinvaliditeit. De Raad heeft vastgesteld dat er geen objectieve medische gegevens zijn die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Het beroep van de appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 4 juli 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/7206 WUBO
Meervoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van Bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 4 november 2011, kenmerk BZ01340628 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2013. Appellant is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is in 1990 op grond van blijvende psychische invaliditeit erkend als
burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo. Aan hem is een periodieke uitkering toegekend en nadien is hij in aanmerking gebracht voor enkele bijzondere voorzieningen, waaronder vergoeding van de kosten van vervoer ten behoeve van het onderhouden van sociale contacten.
1.2.
Bij een vervolgaanvraag in februari 2011 heeft appellant verzocht om vergoeding van de kosten van een keuring en de aanschaf van een parkeerkaart en een algemene parkeerontheffing voor geheel Nederland.
1.3.
Bij besluit van 2 mei 2011, na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
2.
De Raad overweegt als volgt.
2.1.
Op grond van artikel 32 van de Wubo komen voor vergoeding in aanmerking extra, ten laste van het burger-oorlogsslachtoffer blijvende, kosten van voorzieningen welke noodzakelijk zijn door of verband houden met zijn oorlogsinvaliditeit. In beginsel kunnen algemeen gebruikelijke kosten niet als extra kosten worden beschouwd.
2.2.
De bij het bestreden besluit gehandhaafde afwijzing heeft verweerder gebaseerd op de overweging dat er voor de gevraagde voorzieningen geen medische noodzaak is in verband met de psychische klachten van appellant. Dit standpunt is in overeenstemming met de adviezen van een tweetal geneeskundig adviseurs. Deze adviezen zijn tot stand gekomen op basis van de aanwezige medische gegevens, waaronder informatie van de reumatoloog, cardioloog, huisarts en zenuwarts van appellant. Daaruit komt naar voren dat de hart- en vaatklachten als constitutioneel en leeftijdsgebonden moeten worden geduid. De pijnklachten worden toegeschreven aan verhoogde spierspanning, gerelateerd aan chronische stress. Deze somatoforme klachten passen weliswaar binnen het causale psychobeeld, maar geven geen functiebeperkingen. Wat betreft de milde gegeneraliseerde artrose is aangegeven dat deze leeftijdsgebonden en degeneratief is bepaald en niet samenhangt met de meegemaakte oorlogservaringen. De gewrichtsklachten zijn evenmin causaal.
2.3.
De Raad acht het bestreden besluit op grond van genoemde adviezen deugdelijk voorbereid en gemotiveerd. In de voorhanden zijnde medische en andere gegevens heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om het aan deze adviezen door verweerder ontleende standpunt onjuist te achten. Er zijn geen objectieve medische gegevens naar voren gekomen die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
2.4.
Het beroep van appellant moet ongegrond worden verklaard.
3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en
G.F. Walgemoed als leden, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2013.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) J.T.P. Pot
JvC